RAH Schepenbank Lummen nr. 77

1603 - 1609

Gichten Loons recht buiten vrijheid

 

1603, 10 maart. Folio 2r

Cornelis Vleminx met zijn huisvrouw Elisabeth Claes en Peeter Keenens dragen tot behoef van Lenaert van Swartenbroeck de helft op van een bosje in Schuelen gelegen, genaamd het "Ermbosken", palend Dierick Palmarts in 2 zijden, de schans 3) en het Kercken of Onser Liever Vrouwen Bosken tot Lumpmen 4). Voor 40 rinsgulden Brabants eens. Enkel belast met chijns. Godtspenninck 1 blanc, lycop nae landtcoop. Lenaerdt Van Swartenbroeck kwam ter gichte.

 

1603, 10 maart. Folio 2v

Aerdt Driesch der alde als geconstitueerde van Aerdt Driesch den Jonge, zijn zoon, als rector van Onser Liever Vrouwen Outaer in Lumpmen draagt op tot behoef van Lenaert Van Swartenbroeck een boske in Schuelen gelegen, palend Lenaert voorschreven 1), Dierick Palmaerts aan 2 zijden en de Sint Joris Schans 4). Voor 10 stuivers Brabants jaarlijks en erfelijk vallend op St.-Andriesdag vanaf 1603. Deze verkoop is gebeurd met voorweten van de pastoor van Lummen. Lenaert kwam ter gichte.

 

1603, 10 maart. Folio 2v

Lenaert Van Swartenbroeck heeft het voorgaande bosje opgedragen tot behoef van de rector voorschreven als pand voor de voorschreven 10 stuivers jaarlijks en erfelijk. Aerdt Driessch kwam in zijn kwaliteit voorschreven ter gichte.

 

1603, 20 maart. Folio 6v

Aerdt Soers releveert na de dood van zijn ouders een stuk broek beneden de Zeelbempen dat vroeger toebehoord heeft aan Cristiaen Multers. Het is gelegen bij de "popeleren het Roestbroeck genaempt". Aerdt kwam met recht ter gichte.

 

1603, 05 april. Folio 7v

Aerdt Convents draagt op tot behoef van Bernaert Seijsens een heuffken met een schuur gelegen in Coorsel, genaamd "den Aerts Man", grenzend tsheeren straet 1), Sebastiaen Van Hout aan de andere 2 zijden. Voor 100 gulden Brabants eens boven alle lasten. De koopsom werd voldaan, godts penninck een halve ernestus. Bernaert kwam ter gichte op 27 november van dit jaar.

 

1603, 10 april. Folio 8v

Jan Wellens heeft een extract neergelegd uit het schepenregister van Exel en hij verzoekt gicht en guedinge van hetgeen hier sorteert: een beemd van anderhalve zille in Oversel gelegen, palend Joris Beerten 1), Joannes Slangen 2), Jan Dormaels 3) en Hennen Cuppens kinderen 4). Het is verkocht samen met andere goederen gelegen in Hechtel. Het stuk dat hier sorteert wordt geschat op 60 rinsgulden Brabants. Jan is ter gichte gekomen.

Akte. Jan Boelaerts van Beringen verklaart op 3 maart 1593 voor scholtet en schepenen van Exel dat hij voldaan werd door zijn zwager Jan Wellens van zijn kindsgedeelte gelegen onder Hechtel en Lumpmen. Hij heeft het geld al een tweetal jaren geleden ontvangen. Dit document werd ondertekend door Michiel Vaes, secretaris.

 

1603, 24 april. Folio 11v

Jan Baerdemakers, uit kracht van procuratie aan hem gegeven door Joachim Vanden Hove, draagt op tot behoef van Jan Knapen van Coorsel 3 rinsgulden Brabants jaarlijks zoals Joachim ze jaarlijks trekt op "de Perrebeempden" van Jan voorschreven. De hoetpenningen en alle verlopen werden betaald. Jan Knapen kwam ter gichte.

Constitutie van 26 februari 1603 voor notaris Dierick Fierens van Diest. Joachim Vanden Hove, borger van de stad Diest, machtigt en constitueert mits deze Jan Baerdemakers, wonend in Lummen, om in zijn naam voor competente heer en hof te verschijnen om tot behoef van Jan Knapen alias Van Ophem een rente van 3 rinsgulden jaarlijks te transporteren, met de verlopen ervan. Joachim trekt deze rente op het derdedeel van een beempt genaamd "den Peerenbeempt" gelegen onder Coorsel. Hij staat zijn recht erop ten eeuwigen dage af.

Bovendien geeft Vanden Hove macht aan Jan Knapen alias Van Ophem om in zijn naam te compareren voor de wethouders van Lummen buiten ten Loons recht om daar in zijn naam tot behoef van Jan Baerdemakers al zijn rechten over te dragen van een rente van 48 stuivers erfelijk die bepand staan op een stuk land genaamd "tLompen goet". Hij doet er ten eeuwigen dage afstand van. Opgemaakt in Diest in het huis van de constituant in aanwezigheid van getuigen Daneel Jannes en Jan Bessens "wonende tot Loeij" (Tessenderlo).

 

1603, 24 april. Folio 12v

Jan Knapen, uit kracht van de voorgeschreven procuratie, draagt op tot behoef van Jan Baerdemakers 48 stuivers erfelijk zoals Joachim Vanden Hove jaarlijks trekt opt Lompen Goet onder Schuelen gelegen. Voor 32 gulden Brabants eens. Jan Baerdemakers kwam ter gichte.

 

1603, 05 juni. Folio 15v

Jacob Damen alias Inden Goer draagt op tot behoef van Philips Vander Leucken zijn vruchtgebruik en rechten op huis en hof gelegen in Rue onder Schuelen, palend de zusters van Hasselt 1), de straat 2) en de beek 3). Nog een stuk land bij Soulre (Zool) gelegen, palend Simon Mantels 1), de straat aan de andere zijden. Nog een stuk land in Schuelen gelegen, Joris Gatis 1), de zusters van Hasselt 2), de straat 3). Nog een stuk broek opt Ruer Broeck gelegen, de zusters van Hasselt en het Ruer Broeck grenzen. Verder een "heijken" grenzend aan de Boomaerts Straet 1), die Wolffs Kelen 2). Voor 8 gulden en 8 vaten koren jaarlijks boven de uitgaande lasten zolang Jacob zal leven ("Jacobs voirscreven duerdach lanck"). Deze som zal met Jacob sterven. De eerste valdag zal op Sint Gielis eerstkomend zijn. Lijcop 30 stuivers, godtspenninck een halve ernestus. Jacob kwam ter gichte.

 

1603, 05 juni. Folio 16r

Oriaen Lemmens als armenmeester in Coorsel draagt op tot behoef van Bernaert Ceijsens 5 rinsgulden jaarlijks, de helft van 10 rinsgulden jaarlijks die de armen van Koersel op Bernaerts panden trekken. Oriaen heeft in naam van de armen voor deze vijf gulden de som van 100 gulden Brabants eens ontvangen. Bernaert kwam in de kwijting ter gichte. Het kapitaal werd hieronder opnieuw belegd.

 

1603, 05 juni. Folio 16r

Jaspaer Valentijns draagt op tot behoef van de Armen van Coorsel 6 rinsgulden Brabants jaarlijks staande op de panden van de erfgenamen van Dionijs Stevens, namelijk op al hun Loonse goederen. Voor 100 gulden Brabants eens. Deze 100 gulden had armenmeester Oriaen Lemmens ontvangen van Bernaert Ceijsens met bovenstaande gichte. Oriaen kwam in naam van de armen ter gichte.

 

1603, 05 juni. Folio 18r

Peeter Leijsen handelt uit kracht van procuratie aan hem gegeven door Henrick Van Nerum en zijn huisvrouw Catharina Heyns. Hij draagt op tot behoef van Jan Tielens huis en hof gelegen in Coorsel, genaamd "den Roscamp", met zijn toebehoren. Het was aan Van Nerum aangekomen na de dood van Anna Dillen, die de echtgenote geweest was van Bertholomees Tielens.

Het goed is zowel Loons als Brabants en werd verkocht voor 150 rinsgulden Brabants eens. Voor het Loons gedeelte werd het op 75 gulden geschat. De procuratie was gepasseerd voor Henrick Gielkens als notaris en met getuigen mr. Govaert Smeets en Peeter Bollen op 7 mei 1603. Bartholomeus Tielens kwam in de naam van zijn zoon Jan Tielens op 21 april 1605 met recht ter gichte. (dit is waarschijnlijk de datum van de registratie in het Brabants.)

 

1603, 19 juli. Folio 19r

Mr. Jan Vanden Roeij, voor zichzelf en voor zijn zusters en broers, releveert het versterf dat hen is aangekomen na de dood van hun ouders: huis en hof en bos samen gelegen samen bij de andere in Schuelen op den Pleijn gelegen. Nog een stuk broek in de Zeelbeempden gelegen; een brug over de Herck; 2 gulden jaarlijks op Vincent Pontmans; 6 stuivers jaarlijks aan de zoon van Hans Coppen. Lenaert Vander Eijcken kwam in de naam van mr. Jan cum suis ter gichte. Het voorschreven huis en hof sorteert ook gedeeltelijk in "den hoff van Schulen".

 

1603, 10 juli. Folio 20r

Heer Henrick Van Winge, met zijn door het recht toegewezen momber Aerdt Swijsen, releveren het versterf dat hem is aangekomen na de dood van zijn ouders: de helft van een stuk broek gelegen in Schuelen, genaamd "den Popelier", grenzend de Herck 1), "den Valck" 2), Michiel Palmaerts 3) en Sint Joris 4). Heer Henrick kwam met zijn momber ter gichte.

 

1603, 10 juli. Folio 20r

Heer Henrick Van Winge met zijn voorschreven momber heeft het voorschreven stuk broek opgedragen tot behoef van Jan Hueveners voor 85 rinsgulden Brabants eens. Dit goed is enkel belast met cijns. Hij heeft zich ook voor de Hasseltse schepenen garant gesteld voor een goede verkoop. Deze borgtocht volgt hieronder. Goidtspenninck 1,5 stuivers, lijcop nae landtcoop. Jan Hueveners kwam ter gichte.

Op 9 juli 1603 verscheen priester Heer Henrick Van Winge, borger van Hasselt, voor de Hasseltse schepenen. Hij draagt als borg zijn huis met aanhang op gelegen op het kerkhof, grenzend Cornelis Wagemans en Henrick Vanden Kerckhoff, tot behoef van Jan Hueveners. Hueveners kan er eventueel zijn verhaal op hebben voor 85 gulden Brabants die Van Winge ontvangen heeft van de verkoop van een perceel broek gelegen in het Schuelens broek indien er achteraf problemen zouden komen. Getekend: Gielkens.

 

1603, 04 september. Folio 22v

Vincent Pontmans draagt op tot behoef van Catlijn Geerts, dochter van Willem Geerts, zijn plaats op de schans van Schuelen gelegen, palend Jan Vander Eijcken 1), Aerdt Gielis 2), Lenaert Van Swartenbroeck 3). Ze belooft dat ze daar een huis zal op timmeren dat ze van Willem, haar vader, gekocht heeft. Ze draagt het op tot pand voro 20 stuivers jaarlijks, vallend op Sint Gielis Dach, en afbetaalbaar met 15 gulden Brabants eens zoals bij de afkwijting zal gangbaar zijn. Willem Geerts kwam in de naam van zijn dochter ter gichte.

 

1603, 04 september. Folio 22v

Maria Van Heijst releveert het versterf dat haar na de dood van Lenaert Van Heijst is aangekomen: een stuk land in de Savelstraet gelegen, grenzend Haub Hauben 1), Peeter Leijsen 2), Valentijn Claes 3) en de straat; nog een dachmael broek aan de Berbel Heij, grenzend de H. Geest van Coirsel en Jan Reijnders. Maria is ter gichte "comen".

 

1603, 02 oktober. Folio 23v

Lambrecht Swinnen als momber van zijn huisvrouw Maria Stappaerts, en met haar instemming, draagt op tot behoef van Jaspaer Van Schoenbeeck een stuk broek genaamd "het Sluijsken", gelegen in Schuelen, palend mr. Jan Alen 1), de Laeck 2), de pastorij van Herck 3) en Jan Hueveners 4). Voor 142 rinsgulden Brabants, alles volgens de onderstaande condities. Jaspaer Van Schoenbeeck kwam op 2 oktober ter gichte met recht.

Conditie. Aan de meestbiedende zal een stuk broek genaamd "het Sluijsken" verkocht worden dat toebehoort aan de kinderen van Margriet Berinx zaliger, volgens de 3 publicaties die daarop gedaan zijn in de kerk van Schuelen "van XIIII dagen tot XIIII dagen" onder de hoogmis. De koper zal alle onkosten betreffende de verkoop moeten betalen: schrijfgeld, roepgeld, branden van de kaars, gicht en guedinge, lijcop, godts penninck 11 orden, zonder te korten aan de koopsom. Indien er iemand de koop zou toegewezen krijgen, die de koopsom niet kan voldoen, dan zal het goed opnieuw verkocht worden op dezelfde manier. Indien de opbrengst dan kleiner is, zal het verschil op de gebrekkige koper verhaald worden en bovendien krijgt hij een boete opgelegd van 2 roosenobels die verdeeld zal worden tussen de kerk van Schuelen, de verkoper en de heer.

Degene die de palmslag krijgt, zal zoveel hogen mogen zetten als hem belieft voordat een ander mag hogen. Elke hoge bedraagt 2,5 gulden: 1 gulden tot profijt van de hoger indien hij wordt afgehoogd en 30 stuivers voor de verkopers. De hogen zal men halen bij de definitieve koper en niet bij de verkoper. Op de dag van gichten moet de koopsom voldaan worden met contant geld, in munten die gangbaar zijn in het land van Luijck. Anders is de straf zoals hiervoor beschreven is "pene als voir". (Nog meerdere regels).

De palmslag werd gegeven aan Jaspaer Van Schoenbeeck voor 100 rinsgulden Brabants en 4 "hoichsels". Henrick Canners zet nog een, Henrick nog 1, Jaspar nog 2, Melchior nog 1, Henrick nog 1, Jan Inde Bossch nog 1, Melchior 2, Jaspar nog 1 en daarmee bleef de koop aan Jaspaer bij de uitgang van de kaars.

 

1603, 02 oktober. Folio 26v

Jan Roosen releveert het versterf dat hem is aangekomen en dat hem via testament gelaten was door zijn oom Aerdt Jans: een stuk broek in Oversel gelegen, palend Henric Keeskens 1), Willem Vreijssen 2), Jan Tijs 3) en 4). Hij kwam ter gichte.

 

1603, 18 oktober. Folio 27r

Jan Vossch als momber van zijn huisvrouw Elisabeth Verhaech heeft het versterf ontvangen dat hem is aangekomen na de dood van Jan Verhaech: een stuk land van 4 vat groot genaamd "het Libens Velt", een half boender broek eveneens in Schuelen gelegen in de buurt van het veld voorschreven. Jan Vossch kwam ter gichte.

 

1603, 18 oktober. Folio 27r

Henrick Schoenaerts en zijn huisvrouw Maria Schepers dragen op tot behoef van Jacob Smeets een zille broek in Schuelen genaamd "het Eechtken", grenzend die Crieckels Laeck 1), Valentijn Schepers 2), Joris Vanden Poel 3). In ruil voor een schilts gulden jaarlijks die Jacob trok op panden van Marten Vande Put in Stocroeij, genaamd "het Heelmans Velt". Godtspenninck 1 blanc. Jacob kwam ter gichte.

 

1603, 30 oktober. Folio 29r

Vincent Spralans, als geconstitueerde van Anna Peijs, draagt op tot behoef van Balthasaer Smeets een hei onder Schuelen gelegen, regenoten Lenaert Vander Eycken, tsheerenstraet en de erfgenamen Agnees Bulens, voor 25 rinsgulden Brabants eens. Voor deze 25 rinsgulden zal Balthasar jaarlijks aan het goed, met nog te stellen onderpand, een rente (geen bedrag genoemd, maar zie hieronder) blijven gelden. Godtspenninck, lijcop nae lantcoop. Balthasaer is ter gichte gekomen. Henric Peijs heeft voor hemzelf en voor zijn zusters deze gichte geapprobeerd en geratificeerd.

Constitutie. 20 februari 1603 verscheen voor het gerecht van de stad Hasselt Anna, de weduwe van medeschepen Mathees Peijs zaliger, die constitueerde en machtig maakte Vincent Spralants om van harentwege voor de justitie van Lummen of elders een heide onder Schuelen gelegen te transporteren en hierin Batlthasaer Smeets te laten gichten. Er bestaat een contract erover dat werd opgemaakt op 28 oktober 1597 tussen Balthasaer en Matheus Peijs zaliger. Ondertekend door secretaris Gielkens.

 

1603, 30 oktober. Folio 30r

Vervolgens heeft Balthasaer Smeets het voorschreven stuk heide weer opgedragen tot behoef van Anna Peijs tot pand voor 30 stuivers jaarlijks. Als onderpand zet hij een goed genaamd "het Poppen Goet", palend "die Keescamer", Jan Mercdens, Jan Van Buijlen en Peeter Stessens. Verder zijn de goederen enkel nog met cijns belast. Deze 30 stuivers kunnen afgelegd worden met 25 gulden eens "lopende paijen". Vincent Spralants kwam in de naam van Anna Peijs ter gichte. Baltis heeft het pontgelt betaald.

Op 1 maart 1618 heeft heer Robeert Peijs gereleveerd na de dood van zijn ouders en daarna de panden van Balthasar Smeets gekweten van deze 30 stuivers jaarlijks. Kapitaal en verlopen werden voldaan.

 

1603, 30 oktober. Folio 30v

Voorwaarden waarop de kinderen van Henrick Paesmans, namelijk Elisabeth en Catharina Paesmans, goederen zullen verkopen gelegen in Schuelen, zowel huis, hof, land als broek. Ze zullen verkocht worden met 3 "kerckengebotten" van 15 dagen tot 15 dagen binnen de kerk van Schuelen en Lummen en met uitgaan van de brandende kaars. Degene die het hoogste bod doet, zal de palmslag krijgen en daarop mag hij zoveel hogen zetten als hem belieft voor een ander mag hogen. De goederen zullen op hypotheek verkocht worden aan 5% en de kopers moeten bovendien onderpand stellen. Voor afbetaling kan eventueel gebruik worden gemaakt van de overdracht van andere renten. Het hogen kan slechts met minimuum 5 stuivers jaarlijks en de hogers zullen van 1 gulden jaarlijks 1 gulden eens kunnen krijgen van de koper. Van de hogen van de koper zelf, moet hij aan niemand 1 gulden betalen. Alle lasten die op de goederen staan, zullen volgens kapitaal korten en onkwijtbare lasten zullen korten aan 5%. De koper dient alle verkoopsonkosten te betalen: tsheeren wijn, schrijven en registreren van de condities, lijcop nae landtcoop enz.

Op de goederen zijn 40 eiken verkocht: 2 op de Mier, 2 in het Mortelken, 1 in de Gruijter, 2 in het Helleken en de rest in de driesen. Deze moeten ze de kopers vredelijk laten volgen, die ze moeten afdoen tussen nu en half maart eerstkomend.

De kinderen hebben zich vermomberd met Lenaert Vander Eijcken en Balthasaer Vander Locht, die hen met recht zijn geleverd. De mombers verklaren dat de goederen meer opbrengen als ze verkocht worden dan dat de kinderen ze in eigendom houden. Van huis en hof werd de palmslag gegeven aan Cornelis Lueckens voor 23 gulden jaarlijks. Het grenst de straat 1), de stege 2), "den Swanen Hoff" 3) en "den Kenhoff"(?) 4). Lueckens hoogde 2 rinsgulden jaarlijks. Gielis Coecx hoogde nog 10 stuivers jaarlijks en gaf als godts penninck 1 ernestus. Coecx werd defintieve koper bij de uitgang van de kaars voor 25 1/2 rinsgulden jaarlijks, maar hij liet het over aan Cornelis Lueckens zoals blijkt uit de gichte hierna.

Frans Stappers heeft de palmslag gekregen van een stuk land genaamd "die Mier" met "den Mortelmans Bossch". "Die Mier" sorteert in den Hoff van Gulick onder Herck. De Mortelmans Bossch grenst Aerdt Inde Greve 1), Willem Joes 2) en "die Wije" 3). Deze 2 stukken samen kregen een bod van 17 rinsgulden jaarlijks. De koper hoogde 4 gulden jaarlijks, dus in totaal 21 gulden jaarlijks. Voor deze som ging de kaars op de koper uit op 21 oktober 1603. Godtspenninck 1 reael.

Aerdt Swijsen kreeg de palmslag van een stuk broek genaamd "het Gielis Broeck", palende de Laeck 1), Sint Barbaraaltaar van Lummen 2), de erfgenamen Aerdt Clocluijers 3) en Catlijn De Wever van Hasselt 4). Voor 10 rinsgulden jaarlijks toegewezen. Swijsen hoogde met 5 gulden jaarlijks, in totaal 15 gulden, waarvoor hem dit goed bleef met de uitgang van de kaars op 23 oktober 1603. Godtspenninck 11 stuivers 1 ort.

Aan Aerdt Frericx werd de palmslag gegeven voor een beemd genaamd "het Huijnen Beempdeken", grenzend de Laeck 1), die Voert 2), Jacob Schats 3). Voor 2 gulden 10 stuivers. Niclaes Swinnen hoogde nog tot 25 stuivers, in totaal dus 3 gulden 15 stuivers. Hiervoor viel dit goed aan Swinnen bij de uitgang van de kaars. Godtspenninck 1 ernestus.

Reijnder Pouls werd de palmslag toegekend van een stuk land genaamd "het Manen Landt", grenzend de straat in 2 zijden, Willem Oeijen 3) en van een bos genaamd "den Gruijter", Maria Meukens 1), de wijer van Ambrosius Vandereijcken erfgenamen 2), Willem Vanden Roeij 3).

Voor 7 rinsgulden jaarlijks werd de palmslag gegeven aan Lenaert Van Swartebroeck voor een bos genaamd "het Helle Bosken", palend Niclaes Swinnen 1), Huijbrecht Seijsens 2), de Wijen 3), jonckheer Laurens van Aernhem erfgenamen 4). Lenaert hoogde 25 stuivers jaarlijks. Het bleef voor hem bij de uitgang van de kaars voor in totaal 8 rinsgulden 5 stuivers jaarlijks. Godtspenninck 1/2 ernestus.

Aan Aerdt Frericx werd nog de palmslag gegeven van de dries met den Belick en Schepers Velt, aan elkaar gelegen, palend die Caris Driesschen 1), jonkheer Caerl van Rijckel 2), die Caris Heij en de H. Geest van Herck 4), voor 18 rinsgulden jaarlijks, godtspenninck 1 ernestus. Dierick Palmaerts hoogde nog tot 8 rinsgulden jaarlijks, in totaal dus 26 rinsgulden jaarlijks, en het goed is hem bij de uitgang van de kaars verbleven.

Er werd nog een hof verkocht genaamd "den Swanen Hoff", een leengoed, dat gekocht werd door Gielis Coecx, zoals in het leenregister beschreven staat in 1603 op 22 oktober. Verkocht voor 14 rinsgulden 17 stuivers jaarlijks en hij heeft toen ook een pand gesteld in het laethof van de pastoor van Lummen, zoals blijkt uit dat register op dezelfde datum.

Constitutie gegeven door Elisabeth en Catharina Paesmans aan hun mombers om de goederen hiervoor te vergichten omdat ze zelf niet aanwezig konden zijn. 24.10.1603 Voor het recht van de stad Hasselt verschenen de begijn Elisabeth Paesmans, met instemming van heer Gielis Van Engelbeeck pastoor van het begijnhof, haar zuster Catharina Paesmans met hun moeije (tante) Anna Paesmans. Ze maakten Balthasarum Vanderlocht, scholtes van Spalbeeck, en Lenaerd Van Swartebroeck van Schuelen machtig om voor de justitie van Lumpmen of elders te verschijnen om in hun naam wettelijk goederen te transporteren tot behoef van hun kopers. Deze goederen werden op 22 oktober laatstleden met proclamaties in Lummen verkocht.

Ondertekend: Gielkens, secretaris.

 

1603, 25 oktober. Folio 34r

Balthasar Vanderlocht, uit kracht van de bovenstaande procuratie, draagt op tot behoef van Lenaert Van Swartenbroeck een stuk land genaamd "het Manen Landt", een bos genaamd "den Gruijter", een bos genaamd "het Helle Bosken". De beschrijving staat hiervoor. Van Swartenbroeck kocht met de brandende kaars voor 8 rinsgulden en 5 stuivers jaarlijks en alle lasten behalve de cijns zullen korten. Godtspenninck XI oorden en Lenaert kwam ter gichte.

Vervolgens draagt Lenaert Van Swartebroeck tot behoef van Elisabeth en Catharina Paesmans de voorschreven goederen op als pand voor 8 rinsgulden en 5 stuivers jaarlijks. Daarbij zet hij nog een beemd als onderpand die bij Joris Swijns gelegen is. De beemd grenst Peeter Stessens 1), Jan Vande Laer 2) en de Voert 3). Balthasar Vander Locht kwam in de naam van Catharina en Elisabeth Paesmans ter gichte in de rente, die als valdag allerheiligen heeft.

 

1603, 25 oktober. Folio 34v

Lenaerdt Van Swartenbroeck draagt uit kracht van voorgaande procuratie aan hem gegeven door Elisabeth en Catharina Paesmans tot behoef van Cornelis Lueckens, en met instemming van Gielis Coecx op wie de kaars was uitgegaan, huis en hof op gelegen in Schuelen aan het kerkhof, palend de straat aan 2 zijden, de schutterskamer 3) en het kerkhof 4), met de hof die erachter gelegen is. Voor 25 rinsgulden en 10 stuivers jaarlijks, te leggen tegen den penninck twintich. Het goed is belast met 7 1/2 stuivers brantschettingen, 7 1/2 stuivers aan de kerk van Schuelen. Deze 15 stuivers zullen aan het kapitaal korten. Lijcop nae landtcoop, godts penninck 1 ernestus. Cornelis Leuckens kwam ter gichte.

Vervolgens draagt Cornelis Leuckens de bovenstaande goederen op tot behoef van de gezusters Paesmans als pand voor de 25 rinsgulden en 10 stuivers jaarlijks. Als bijpand draagt Cornelis nog huis en hof op gelegen in Worpt, hovende in de hof van Wauwenrode, die hij er met zijn huisvrouw zal laten affecteren. De rente kan tegen den penninck twintich worden afgelegd. Lenaerdt Van Swartenbroeck werd in de naam van Elisabeth en Catharina Paesmans in de rente van 25 1/2 gulden, met valdag op allerheiligen, gegicht met recht.

Anno 1616 op 5 januari heeft Catharina Paesmans met haar momber mr. Marten Userlinck aan Lenaert Van Swartenbroeck de rente van 6 rinsgulden jaarlijks, uit de 25 1/2 rinsgulden jaarlijks, gekweten. (Is Vanswartenbroeck hier een verschrijving voor Lueckens of kocht Vanswartenbroeck deze goederen nadien van Leuckens?)

 

1603, 25 oktober. Folio 35v

Lenaerdt Van Swartenbroeck en Balthasaer Vander Locht, volgens de bovenstaande volmacht, dragen tot behoef van Niclaes Swinnen een stuk broek op genaamd "het Huijnen Beempdeken", palend de Laeck 1), Jacob Schats 2), de straat of "voert" aan de derde zijde. Voor 3 rinsgulden 10 stuivers jaarlijks, waaraan alle lasten behalve de cijns zullen in mindering gebracht worden. Afbetaalbaar tegen 5%. Godtspenninck 1 ernestus, lijcop nae landtcoop. Niclaes kwam ter gichte met recht.

 

1603, 25 oktober. Folio 35v

Niclaes Swinnen draagt op tot behoef van Elisabeth en Catharina Paesmans het voorschreven Huijven Beempdeken (Huijven of Huijnen?) als pand voor de voorschreven 3 gulden 10 stuivers jaarlijkse rente met valdag op allerheiligen. Afbetaalbaar tegen den penninck 20 (5%). Als onderpand draagt Niclaes een stuk land op gelegen achter de kerk van Schuelen, palend Peeter Stessens 1), Bernaert Meijnen 2), Jan Verneijen 3) en de Meerstege 4). Lenaert Van Swartenbroeck kwam in de naam van de kinderen met recht ter gichte.

 

1603, 25 oktober. Folio 36r

Lenaerdt Van Swartenbroeck en Balthasar Vander Locht, volgens de bovenstaande volmacht, hebben tot behoef van Mathees Stapparts, en dat met instemming van Dierick Palmaerts op wie de kaars was uitgegaan, opgedragen een land gelegen op den Belick, groot omtrent 5 vat saijens, palend Niclaes de Voecht 1), die Caris Driessen 2), Mathees Hueveners 3). Ze verkopen nog een dries aan hetzelfde land gelegen, palend dit land 1), die Caris Driessen 2), Jan Corthouts 3) en Mathees voorschreven 4). Nog verkocht werd het Schepers Velt, palend de H. Geest van Herck 1), Mathees Huveners 2). Samen voor 26 gulden Brabants jaarlijks vallend op allerheiligen. Afbetaalbaar aan den penninck twintich, volgens de voorgeregistreerde condities. De uitgaande lasten worden in mindering gebracht, met uitzondering van de cijns. Deze lasten zijn: 8 stuivers jaarlijks aan de H. Geest van Herck, 28 stuivers 8 groten aan de anniversarien van Herck. Godtspenninck 1 ernestus, lycop nae lantcoop. Mathees kwam met recht ter gichte.

 

1603, 25 oktober. Folio 36v

Mathees Stapparts heeft de voorschreven goederen opgedragen tot behoef van Elisabeth en Catharina Paesmans als pand voor de voorschreven 26 rinsgulden jaarlijks. 5%, valdag allerheiligen, zoals hierboven beschreven staat. Mathees zal als onderpand een hofje opdragen genaamd "het Wolffs Hueffken", vallend in de hof van Malepeert. Lenaert Van Swartebroeck kwam in de naam van de kinderen ter gichte.

Op 12 januari 1606 heeft heer Gielis Zengeweeck (Zengelbeeck?), pastoor van het begijnhof van Hasselt, in naam van de kinderen die op het begijnhof wonen, de panden van Mathees Stapparts gekweten van 5 gulden jaarlijks van de bovenstaande rente. Hij heeft ervoor 100 gulden ontvangen van Stapparts, die ter gichte kwam.

 

1603, 25 oktober. Folio 37r

Lenaert Van Swartebroeck en Balthasar Vander Locht, volgens de bovenstaande constitutie, dragen op tot behoef van Aerdt Swijssen een stuk broek genaamd "het Gielis Broeck", ongeveer 3 dachmael groot, grenzend de Laeck 1), Aerdt Clocluijers erfgenamen 2), Jan Luijten 3) en het Sint Barbaraaltaar van Lummen 4). Het is belast met 3 gulden jaarlijks aan het klooster van Herckenroeij en met 's heeren chijns. Verkocht voor 295 rinsgulden Brabants. Aan deze som korten voor de 3 rinsgulden jaarlijks 60 rinsgulden kapitaal, zodat de kapitale som van de verkoop 235 rinsgulden bedraagt. Jaarlijks zal Swijsen daarvoor 11 rinsgulden en 15 stuivers Brabants blijven betalen, afbetaalbaar tegen den penninck twintich. Valdag van de rente is allerheiligen. Lijcop nae lantcoop, godts penninck 11 stuivers 1 ort. Aerdt Swijsen kwam met recht ter gichte.

Dit stuk broek hooft gedeeltelijk in de hof Vander Smissen of Heiligheijt, waar het op deze datum ook werd opgedragen.

 

1603, 25 oktober. Folio 37v

Aerdt Swijsen heeft opgedragen tot behoef van Catharina en Elisabeth Paesmans het voorschreven stuk broek als pand voor de voorschreven 11 rinsgulden en 15 stuivers jaarlijks, met valdag op allerheiligendag. Als onderpand heeft Swijsen 2 rinsgulden jaarlijks opgedragen die hij trekt op panden van Michiel Reynders, genaamd "den Schuerman". Deze gichte passeerde ook voor de meier en laten van de hof Vander Smissen of Heijligheijt zoals voorschreven is. Lenaerdt Van Swartebroeck kwam in de naam van de kinderen ter gichte.

 

1603, 25 oktober. Folio 37v

Lenaerdt Van Swartebroeck draagt, volgens volmacht, tot behoef van Frans Stapparts een bos op genaamd "den Mortelmans Bossch", grenzend Aerdt Gueris 1), Willem Vanden Roeij 2), mr. Govaerts Vanden Roeij erfgenamen 3) en mr. Jan Neven erfgenamen 4). Draagt nog een stuk op genaamd "die Mier", sorterend onder Herck in de hof van Gulick, waar het ook zal gegicht worden. In het geheel gekocht voor 21 rinsgulden Brabants jaarlijks, valdag op allerheiligen en te leggen tegen den penninck twintich. Alle uitgaande lasten, behalve de cijns, zullen korten. Het goed is belast met 13 stuivers 8 groot aan de pastoor van Schuelen, met 3 rinsgulden aan de weduwe van Joannes Taelmans. Lijcop nae landtcoop. Frans kwam ter gichte voor zover het hier sorteert. Het pontgeld werd hier op 4 gulden gerekend.

 

1603, 25 oktober. Folio 38r

Frans Stappaerts heeft de voorschreven Mortelmansbosch opgedragen tot behoef van Elisabeth en Catharina Paesmans tot pand voor de 21 rinsgulden jaarlijks voorschreven. Hij zal in Herck ook "de Mier" als pand opdragen nadat hij de gicht ervan ontvangen heeft. Als onderpand zal Frans dadelijk na de gichte 100 rinsgulden Brabants betalen, waarvoor hem aan de voorschreven rente 5 gulden jaarlijks zal afgetrokken worden. Lenaert Van Swartebroeck kwam namens de kinderen ter gichte.

 

1604, 05 februari. Folio 57r

Loich Stapparts draagt op tot behoef van Frans Schepers huis en hof in Schuelen gelegen, palend Jacob Smeets 1), tsheeren straet 2), Dierick Palmaerts 3) en Frans Schepers voorschreven 4), als pand voor 20 stuivers jaarlijks. Valdag half maart vanaf 1604 omdat het spruit uit een deling die ze tussen hen beiden gedaan hebben omdat het gedeelte van Loich zoveel beter was dan dat van Frans. Afbetaling kan gebeuren met 18 gulden Brabants geld dat hier bij de afkwijting gangbaar zal zijn. Frans kwam ter gichte.

 

1604, 18 maart. Folio 63v

Voorwaarden waarop de mombers van Catharina Van Buijlen zullen verkopen huis en hof in Schuelen opden Pleijn gelegen, 6 vat land die grenzen aan mr. Govaert Vanden Roeij aan 2 zijden, de straat 3) en joncher Niclaes Voecht 4).

Dit goed is belast aan de H. Geest van Herck met 4 en een half vat rogge, waarvoor korten zal aan hetgeen het goed jaarlijks gelden zal voor ieder vat 15 stuivers Brabants jaarlijks. Aan dit goed werd bij deling een last aan de kerk van Schuelen toegedeeld die staat aan de panden van Jan Van Buijlen, namelijk 10 stuivers Brabants jaarlijks aan " 't Ossenlant". Hiervoor zullen de kopers in de handen van de momber 10 gulden eens neertellen om die te geven aan de kinderen van Jan Van Buijlen zodat ze daarmee de last van 10 stuivers kunnen kwijten.

De dochter van Vincent Van Buijlen woont binnen het godshuis van Rotthom en als ze daar "per avonturen haer sal tot professie geven" en daardoor geld nodig heeft, is conditie dat de koper binnen de 2 jaar - ze zullen dit hem een half jaar tevoren moeten vragen - 200 gulden zal afbetalen en daarmee aan de hoofdsom 10 gulden Brabants jaarlijks afleggen. Men zal het goed verkopen met de uitgang van de brandende kaars na de derde roep van 14 dagen tot 14 dagen die men zowel in de kerk van Schuelen als Herck zal doen, en met hogen. Iedere hoge na de palmslag geldt 2 1/2 rinsgulden: voor de begevers 30 stuivers en voor de hoger 20 stuivers. Degene die na de palmslag hogen zette en afgehoogd werd, zal zijn 20 stuivers moeten manen en ontvangen van degene die het goed uiteindelijk zal kopen, zonder dat de begevers (verkopers) er moeten in tussen komen. Mochten er meer lasten gevonden worden dan hierboven vermeld, dan zullen ze aan de koopsom korten, met uitzondering van de grondcijns, cueren, brantschat en herberchcoren. Indien er lasten aan zouden staan aan een lagere rente dan 5%, dan moet de koper bijleggen. Vindt men hogere lasten, dan zal het zo korten, penninck voor penninck, gulden voor gulden. De begevers maken het goed schoon van alle vervallen lasten tot half maart eerstkomend. Daarna zijn de lasten voor de koper.

Als van de kapitale som de uitgaande lasten zullen afgetrokken zijn - van de 200 gulden kapitaal of de 10 gulden jaarlijks -zal de valdag op St.-Andries zijn vanaf 1604, ook van de 200 gulden die eventueel zullen betaald zijn.

Van de overblijvende kapitale som zal de koper zoveel mogen afleggen als hem zal believen: voor iedere gulden jaarlijks twintig gulden Brabants eens. Hij mag niet minder dan tweemaal 5 gulden Brabants jaarlijks afleggen met honderd gulden Brabants eens, in geld zoals het in Herck zal gelden ten tijde van de afkwijting.

Alle onkosten zijn ten laste van de koper: vermomberen, gicht, guedinge, kaarsen branden, de officier zowel in Herck als in Lummen, het publiceren van deze condities in Herck en Schuelen, pontgelt, de schrijver om deze condities te maken en om de hogen neer te schrijven enz. 2 gulden. Lycop nae lantcoop, godts penninck 1 ernestus.

De koper moet op de datum van gichten een degelijk onderpand stellen voor de helft van de kapitale som.

Alle hogen zullen moeten gebeuren voor deze klerk en 2 getuigen. Mocht het goed worden toegewezen aan iemand die niet aan de condities kan voldoen, dan zal deze een boete opgelegd krijgen van 3 dobbel ducaten, te appliceren aan de kerk van Schuelen, aan de heer waar de goederen onder vallen en aan de begevers. Bovendien zal deze het verschil moeten bijpassen als het goed nadien aan een lagere prijs zal toegewezen worden. Mocht het dan meer opbrengen, dan komt dit enkel ten goede aan de verkopers.

Reijnder Pouls bood 29 rinsgulden en 10 stuyvers Brabants jaarlijks en heeft daarvoor de palmslag ontvangen. Hij zette vervolgens 20 hogen.

Op de laatste oktober 1603 werd de kaars ontstoken en Geeraert Geerts stelde 25 hogen meer. Het goed verbleef hem hiervoor.

 

1604, 18 maart. Folio 65v

Gielis Vrancken, als momber van Catharina Van Buijlen, draagt op tot behoef van Geeraert Geerts huis en hof in Schuelen op den Pleyn gelegen, grenzend de erfgenamen mr. Govaert Vanden Roeij aan 2 zijden, de straat 3) en de heer Nicolaes de Voecht 4). Voor 32 rinsgulden en 7,5 stuivers Brabants jaarlijks, boven nog 10 rinsgulden in gereed geld, de hogen niet inbegrepen. Valdag Sint Andriesdag, voor het eerst in 1604. Godts penninck 1 ernestus, lycop nae landtcoop, en Geert kwam ter gichte.

 

1604, 18 maart. Folio 66r

Geeraert Geerts heeft hetzelfde huis en hof weer opgedragen tot behoef van Catharina Van Buijlen en daarbij nog een stuk land opt Orlingen Velt, gelegen onder Schuelen, palend die stege 1), Mathees Bouten in twee zijden en Jan Scrijnemakers alias Swinnen ter vierder zijde, als pand en onderpand voor de voorschreven 32 rinsgulden en 7,5 stuivers Brabants jaarlijks. Gielis Vrancken kwam in naam van Catharina Van Buylen ter gichte.

PS. Deze rente is afgelegd tot 24,5 rinsgulden als hierna blijkt anno 1610 15 januari.

 

1604, 01 april. Folio 67r

Jan Lemkens draagt op tot behoef van Pouls Schuijlens de tocht van een stuk broek in Oversel gelegen, grenzend Mathees Beerten 1), Pouls voorschreven in twee zijden en des heeren beeck 4). Pouls kwam ter gichte.

Vervolgens draagt Pouls Schuijlens, met instemming van zijn echtgenote Elisabeth Bastiaens gedaan voor de schepenen van Exel op 3 maart van dit jaar, het voorschreven stuk broek op tot behoef van Jan Lemkens voor 25 rinsgulden Brabants eens te betalen op dag van gichten, godts penninck 1 halve ernestus. Jan Lemkens kwam ter gichte.

 

1604, 01 april. Folio 67r

Sebastiaen Wijnen draagt op tot behoef van Henrick Tsrijcken een beemd gelegen in Vuertken, palend Henrick voorschreven 1), de erfgenamen Vranck Vrancken 2) en 3) en Henrick Wijnen 4). Hij ruilt tegen een stuk broek onder Beringen gelegen en daar gegicht. Daarenboven geeft Henrick nog aan Sebastiaan 79 rinsgulden. Het broek wordt gegarandeerd op 6 stuivers jaarlijks aan de kerk van Coorsel en des heeren cijns. Godts penninck 1 ernestus, lycop na landtcoop en Henrick is ter gichten comen.

 

1604, 01 april. Folio 67v

Peeter Meijnen draagt op tot behoef van Goris Meijnen, zijn broer, een beemd gelegen in Oversel, palend de Roeije Beeck 1) en den Pelsers Beempt aan de drie andere zijden. Voor 50 gulden Brabants eens boven alle lasten, godts penninck 1,5 stuyver. Goris kwam ter gichte.

 

1604, 29 april. Folio 69r

Jan Moens met zijn momber en oom Willem Custers en in aanwezigheid van zijn instemmende moeder Elisabeth Custers kwijten Henrick Everaerts en zijn panden van 16 stuivers jaarlijks. Deze panden had Henrick Everaerts eertijds via gichte verkregen van Huybrecht Vaes. Henrick Everaerts is ter gichte comen.

 

1604, 29 april. Folio 69v

Jan Moens met zijn momber en moeder, zoals voorschreven is, kwijt en draagt op tot behoef van Philips Vander Luecken 28 stuivers jaarlijks zoals hij op de panden van Philips, huis en hof in Zourle gelegen, jaarlijks trok. Hootpenningen en verlopen werden terugbetaald. Philips kwam ter gichte.

 

1604, 14 mei. Folio 70v

Rombout Van Dam, uit kracht van speciale procuratie aan hem gegeven door Hans Van Aecken gepasseerd voor schepenen en de raad van de stad van Nieumagen en met hun zegel bevestigd op 9 september 1603 en ondertekend door secretaris Fransois Loits, kwijt Peeter Leijsen van 50 gulden Brabants eens. Deze rente kwam aan Hans toe uit kracht van een transactie in het schepenregister tussen Hans Van Aecken voorschreven en Peeter Leijsen van een beemd in Coorsel gelegen.

 

1604, 03 juni. Folio 72r

Jan en Michiel Bremers releveren het versterf dat hen is aangekomen na de dood van hun ouders: huis en hof in Schuelen gelegen, grenzend Huybrecht Vaes in twee zijden, Dierick Palmaerts 3) en des heeren straet 4); 2 rinsgulden jaarlijks staande op de Sint Jorisschans. Ze kwamen ter gichte.

 

1604, 03 juni. Folio 72r

Gielis Reynders releveert na de dood van Catharina Pouls 30 stuyvers jaarlijks staande op de Sint Jorishoff toebehorend aan Catharina Van Nuffel; nog 1 stuk broek in Worpt gelegen palend Adriaen Porters 1), de erfgenamen mr. Dierick de Wuest in 2 zijden en Peeter Bogaerts 3). Gielis kwam ter gichte.

 

1604, 01 juli. Folio 72v

Jacob Hermans momber van zijn huisvrouw Maria Claes releveert het versterf dat zijn vrouw is aangekomen na de dood van Sebastiaen tSrijcken als tochtenaar "ende gehadt hebbende hare suster". Het gaat om een stuk land in Stal, groot 4 vat, palend Mathijs Put en tsheeren straet; een beempt in Vuertken gelegen, 3 dachmael groot, grenzend Henric Luyten en Servaes Vanden Eerdewech.

 

1604, 30 augustus. Folio 74v

Henrick, Peeter en Jan Convents ontvangen het versterf dat hen is aangekomen na de dood van hun ouders: een stuk land met een dries in de Geijtelingen gelegen, palend Adriaen Vander Banck aan 2 zijden, die Geijtelingen 3); een stuk broek genaamd "het Sonnens Broeck", grenzend de beek; een stuk broek genaamd "den Mielis Beempt" en al hetgeen hier nog sorteert. Henric Convents kwam voor zichzelf en voor zijn andere broers ter gichte.

 

1604, 02 september. Folio 75

Condities en voorwaarden waarop Oriaen Oriaens een stuk land zal verkopen als momber van zijn huisvrouw Maria Cornelis. Het stuk land werd aan zijn vrouw gemaakt door het testament van haar eerste man Mathees Claes, zoals in het register te zien is. Het land is gelegen in Stal en grenst Wouter Roosbooms 1), Peeter Scrueers 2), Valentijn Convents kinderen 3) en tsheeren straet 4). Een eerste voorwaarde is dat degene aan wie het goed bij de uitgang van de kaars zal blijven, op Coorsel kermis eerstkomend 100 rinsgulden zal betalen. De koopman zal aan de verkoper op Coorsel kermis voor het gebruik van het geld nog 3 gulden eens neertellen. Als het goed meer dan 100 gulden zal opbrengen, zal de koper het resterend bedrag neertellen op datum van gichten. De koper dient de hofrechten en alle onkosten te betalen. Er wordt contant geld verlangd.

Gielis Laukens bood 110 rinsgulden en aan de huisvrouw van de verkoper voor een kermis 8 gulden, 11 stuivers 1 ort als goets penninck voor de kerk van Coorsel. Henrick hoogt nog 3 gulden en als godtspenninck 10 stuivers voor de kerk. Peeter Swinnen doet er nog 2 gulden en 20 stuivers voor een kermis bij. Henrick Oeijen nog 2 gulden en als kermis 20 stuivers. Daarop werd de kaars ontstoken en gebannen en bij de uitgang ervan bleef de koop aan de laatste hoger hiervoor.

Op 16 september droeg Oriaen Oriaens het land op tot behoef van Henrick Oeijen aan de bovenstaande condities voor 127 rinsgulden Brabants. Hierin zijn 10 rinsgulden gerekend van de kermisse. Henrick Oeijen kwam met recht ter gichte.

 

1604, 18 november. Folio 83v

Peeter Deijns (Dens) draagt op tot behoef van Mathijs Peeters huis en hof gelegen in Schuelen, grenzend de erfgenamen Huybrecht Zelckaerts 1), Geert Coecx 2), Pouls Vander Biessemen en Jacob Schats 3) en des heeren straet 4). Mathijs koopt het op dezelfde manier als Peeter het op 12 maart 1601 kocht van Huijbrecht Vaes. Daarom zal Mathijs aan Peeter geven, voor de 10,5 rinsgulden jaarlijks die Peeter aan Huijbrecht had overgegicht in afkorting op de koopsom en die staan aan panden van Huijbrecht Wouters, 100 daelders eens en 8 rinsgulden als kermis voor zijn onkosten. Het huis dat Peeter heeft afgebroken zal hij hebben voor de verbeteringen die hij aan het huis heeft gedaan. Mathijs kwam met recht ter gichte en Mathijs betaalde 113(?) gulden 11 stuivers.

Op 19 maart 1605 heeft Peeter Deijns bekend dat hij volledig voldaan werd van de voorschreven koop.

 

1604, 18 november. Folio 84

Peeter Porters draagt op tot behoef van Jan Hueveners een zil broek in de Lange Donck in Schuelen gelegen, palend "het Nieuwen Graeff Werck" 1), "het Sluijsken" 2) en Jan Alen 3). Voor 40 gulden Brabants eens die Peeter ontvangen heeft. Godtspenninck een halve ernestus, lijcop naer landtcoop. Peeter zal zijn echtgenote met deze verkoop laten instemmen. Jan Hueveners kwam ter gichte.

 

1604, 02 december. Folio 85

Michiel Giels releveert het legaat dat aan hem werd gelaten door Dionijs Moens via diens testament. Dit testament werd in het register geregistreerd en er werd mee ingestemd door Anna Moens met haar mombers Jacob Tsrijcken en Henrick Tsrijcken. Michiel werd erin gegicht met recht. Hierna volgt het akkoord dat werd gesloten na de voorlegging van het testament. Dit document werd door Aerdt Vanden Berge voorgelegd en luidt als volgt.

26 november 1604 werd een akkoord gesloten tussen Anna Lenaerdts weduwe van Bestiaen Tsrijcken en Michiel Giels en ze sloten het proces af dat tussen hen gevoerd werd zowel in Ham als daarna in Lummen betreffende een legaat dat aan Michiel werd gelaten door Dionijs Moens zaliger voor heer Willem Loichs pastoor van Beverloe. Om tot dit akkoord te komen werden scheidsrechters gebruikt. Voor Anna waren dit de pastoor van Coorsel heer Jan Van Vickevorst en Peeter Leijsen. Vanwege Michiel waren dat de eerwaarde Henrick Leen en Lambrecht Van Cuelen. Na langdurige onderhandelingen raakten ze het eens over een eeuwig akkoord. Alle actie die tegen het testament werd gevoerd, wordt nietig verklaard en het zal zijn effect sorteren. Michiel kan zijn legaat aanvaarden zonder tegenspraak. Van zijn kant moet hij evenwel Anna kwijten van alle voorgaande gebruiken die zij of wijlen haar man van dit legaat gehad hebben. Daarenboven moet Michiel aan Anna een jaarlijkse rente transporteren van 3,5 gulden Brabants staande te trekken aan panden van Laureijs Vanden Dijck. Deze rente werd aan Michiel gemaakt door datzelfde testament van Dionijs. Alle renten die tot vandaag gevallen zijn blijven eigendom van Michiel. Daarna is de opbrengst voor Anna. Elke partij zal zijn eigen proceskosten in Lummen betalen. De verteringen betreffende deze zaak zijn ze half en half schuldig en om deze reden moet Michiel nog 4 potten wijn geven en Anna 2. Opgemaakt in presentie van de voorschreven mannen en van Henric Tsrijcken.

 

1604, 16 december. Folio 88

Als armenmeester van Coorsel draagt Henrick Valentijns op en kwijt de panden van Bernaert Ceijsens van 6 rinsgulden jaarlijks. De armen trokken deze rente op "den Aertsman". Henrick ontving alle intresten en de hootpenninck (kapitaal) en Bernaert kwam ter gichte.

 

1605, 13 januari. Folio 88v

Mathijs Meijen draagt op tot behoef van Jan Convents een stuk land gelegen in Stal, groot omtrent 3 vat saeijens. Het grenst Jan Convents met de wederhelft 1), Mathijs Put 2) en de straat 3). Voor 71 rinsgulden los geld te betalen op dag van "voljaren". Kan Jan dan niet betalen, dan mag hij er 6% intrest jaarlijks voor betalen en dan moet hij het hele stuk land ervoor in pand stellen, ook de wederhelft. De verkochte helft is belast met 1 halster koren aan de armen van Beringen en met des heeren chijns. Godtspenninck 1 ernestus, lijcop nae landtcoop. Jan Convents kwam ter gichte.

 

1605, 27 januari. Folio 92v

Huijbrecht Maech draagt op tot behoef van Goris Mommen huis en hof gelegen in Coorsel, palend de straat in 2 zijden, Jan Hoeffmans 3) en Jaspar Tielmans 4). Draagt het op als pand voor 7 rinsgulden Brabants jaarlijks met valdag op datum van gichten. Te kwijten met 100 rinsgulden courant geld. Godts penninck 2 stuivers 1 blanck. Huybrecht staat met als zijn andere Loonse goederen garant als de waarde van dit pand mocht verminderen. Goris Mommen kwam met recht ter gichte.

 

1605, 27 januari. Folio 93

Peeter Kenens, uit kracht van het testament dat hem door zijn huisvrouw werd gemaakt en dat hier geapprobeerd is, draagt op tot behoef van Joris Swijns het vierde part van het "Bossch Landt" gelegen in Schuelen, palend de erfgenamen van Jan Bogaerts 1), Crispijn Teewis 2) en Frans Stapparts 3). Voor 75 rinsgulden Brabants eens. 25 gulden moet op dag van gichten betaald worden, 25 gulden op Joannes naastkomend en 25 gulden bij Kerstmis. Joris moet op kerstmis nog als een kermis 2 gulden 16 stuivers 1 ort geven, lijcoop nae landtcoop, godtspenninck een halve ernestus. Er staan geen lasten aan. Met deze koop is de laatst gevallen pacht van 5 vat koren en een vierdelinck gekweten. Joris kwam ter gichte.

 

1605, 27 januari. Folio 93

Franchois Spriemont en mr. Henrick Alen, als respectievelijk officier en schepen, hebben verklaard dat op 18 januari 1605 voor hen Govaert Dams verscheen die heeft opgedragen tot behoef van Servaes Joupen een half mud rogge jaarlijks staande aan "het Bosvelt" in Schuelen gelegen vanaf 1577(?) de 16de juni. Het veld grenst Geert Coecx aan 2 zijden, Cornelis Tuijmekers 3) en Jan Schabben 4). Voor dezelfde som als in de eerste gicht staat, godtspenninck 1 stuiver, lijop nae landtcoop. Servaes kwam ter gichte. Volgens de aanhef zouden zovel Govaert als Jan Daems verkopers zijn.

 

1605, 27 januari. Folio 93v

Loich Stapparts draagt op tot behoef van Frans Schepers, momber van zijn huisvrouw, huis en hof gelegen in Schuelen, grenzend de straat 1), Jacob Smeets 2) en Dierick Palmarts 3), als pand voor een rente van 30 stuivers jaarlijks met valdag te lichtmesse. De rente staat te kwijten met 27 rinsgulden Brabants. Deze rente moet Loich bekennen vanwege een deling tussen de partijen gedaan en waarin het deel van Loich zoveel beter was dan dat van Frans. Mochten er later toch lasten aan het deel van Loich staan, nu onbekend en in de deling niet vermeld, dan zullen ze aan deze rente geregeld worden. Frans kwam ter gichte. Op dit pand had Frans al 20 stuivers jaarlijks volgens dezelfde deling, zodat het totaal nu op 2 gulden 10 stuivers jaarlijks komt.

 

1605, 27 januari. Folio 94

Mathijs Schuermans releveert het versterf dat hem na de dood van Jan Hueveners, zijn stiefvader, is aangekomen: 2 rinsgulden jaarlijks staande op panden van Joris Gatus in Schuelen, 8 stuivers jaarlijks op panden van Jacob Vande Goer nu Philips Vander Buecken. Mathijs kwam ter gichte.

 

1605, 27 januari. Folio 94v

Mathijs Schuermans draagt op tot behoef van Joris Gatis de voorgenoemde 2 rinsgulden jaarlijks in de voorgaande gichte gereleveerd en verklaart dat hij volledig voldaan werd van de hootpenninck en de verlopen. Joris kwam in de kwijting ter gichte.

Deze 2 rinsgulden waren Mathijs aangedeeld zoals uit onderstaande kopie van deling blijkt.

Vrijdag 23 maart 1601 verschenen voor scholtet en schepenen vander Tichelrijen: Mathijs Schuermans wettige zoon van Henrick Schuermans en Elisabeth Tijs, echtpaar zaliger, 1) en Mathijs Materni als man en momber van Emerentiana Hueveners, Anna Hueveners achtergelaten kinderen van Mathees Hueveners en Elisabeth Tijs voorschreven uit hun later huwelijk 2). Ze delen de goederen die door de echtgenoten tijdens hun leven werden verkregen. Het gaat om huis en hof gelegen op de Cleijn Tichelrije, grenzend Wouter Swinnen 1), de E.H. abt van St.truijen 2), Lambrecht van Sepperen 3) en tsheeren straet 4). Het is jaarlijks belast, boven de grondcijns, met 4 rinsgulden aan Jan Hermans, aan Jacob Metinx met zijn megeringen met 2 gulden 15 stuivers BB, aan Baldewijn Swinnen erfgenamen met 10 stuivers BB, aan joffr. Ida Vanden Spiegel met 1 gulden BB, aan Lenaerdt Gijseleers met 1 gulden BB, met 1 gulden Brabants aan de armen van Wijer, aan de pastoor met 7 stuivers Brabants 1 ort min (dus 6 stuivers 3 oort), aan de koster 2 stuiver BB, 1 can smout aan de kerk van Wijer. Het zijn dus allemaal jaarlijkse renten. Verder delen ze nog 3 rinsgulden Brabants staande op de erfgenamen van Thomas Otten in Rummen, 1 gulden Brabants op de goederen van Maria Lemmens bij Wuestherck, 2 gulden Brabants op panden van Joris Gatus in Schuelen en nog op Claes Jueris panden in Lumpmen gelegen 2 gulden Brabants jaarlijkse rente.

Mathijs Materni in de naam voorschreven en zijn schoonzuster zullen het voorschreven huis en hof met aanhang krijgen en de lasten die erop staan dragen, ook die er later op mochten gevonden worden. Mathijs Schuermans van zijn kant krijgt alle verkregen renten en 2 eikenbomen op de voorschreven hofstad staande, volgens zijn keuze. Iedere partij wordt na approbatie van de schepenen in zijn portie gegicht en gegoed en wordt in hoede gekeerd. Ondertekend door Tielman Marien, secretaris van het voorschreven gerecht.

 

1605, 27 januari. Folio 95v

Mr. Henric Alen en Willem Vanden Roeij, medeschepenen, hebben nog aangedragen dat op 8 januari laatstleden Geert Diepenrijcx voor hen heeft opgedragen tot behoef van Aerdt Smolders, Mathees Hueveners als momber van zijn huisvrouw en Jan Clercx als momber van zijn vrouw Anna Smolders zijn tocht van diverse goederen sorterend onder diverse hoven. Onder andere gaat het om een half boender land ter Roosen gelegen, palend de H. Geest van Herck 1) of Marten Swinnen, de straat aan 2 zijden en de erfgenamen van joncheer Coenraert van Malborch 4). Samen wordt de tocht opgedragen voor 140 rinsgulden Brabants eens. Mathees Hueveners is voor zichzelf en voor zijn metgeringen ter gichte gekomen. Het pontgelt wordt hier geschat op    (niet ingevuld).

 

1605, 10 februari. Folio 96v

Peeter Menten, als geconstitueerd vanwege de H. Geestmeesters binnen Herck, draagt op tot behoef van Mathees Hueveners huis en hof ter Elst gelegen onder Schuelen. Vroeger behoorde het toe aan Marten Swilden en het werd aan de H. Geest gelaten door diens dochter Anna Swillen. Het goed is een vat saeijens groot en belast aan dezelfde H. Geest met 2 vat koren, aan de kerk 12 stuivers en aan een andere zo men meent 25 stuivers, boven brantschat, grondcijns en eventuele keur. Mathees zal van de H. Geest een last overnemen van 1 gulden zoals de H. Geest jaarlijks moet betalen aan de erfgenamen van Henric Op Straet van huis en hof binnen Herck. Alle lasten vanaf deze datum zijn voor Mathees. Godtspenninck 3 ord, lijcop 24 stuivers. Mathees kwam ter gichte.

 

1605, 10 februari. Folio 97

Scheiding en deling tussen de kinderen van Jan Bremers van Schuelen: Jan en Michiel Bremers.

Met toedoen van goede mannen deelden Jan en Michiel de goederen die hen aangestorven zijn na de dood van hun ouders.

Aan Jan viel toe: huis en hof samen omtrent 3 vat saeijens groot. Het is belast aan diverse personen met ongeveer 10 rinsgulden jaarlijks, zonder grondcijns en herberchcoren.

Michiel kreeg 2 rinsgulden jaarlijks op de schans in Schuelen staande. Hij zal binnen het jaar nog 2 van de beste opgaande eikenbomen, staande op het gedeelte van zijn broer voorschreven, mogen houwen. Gielis Coecx attesteerde dat hij bij de verdeling aanwezig was en dat hij niet weet wiens stuk het best zou zijn. Daarop staan Jan en Michiel hun rechten op elkaars gedeelte af en alles is in hoede van wet gekeerd.

 

1605, 10 februari. Folio 97v

Jacob Cuppens draagt op tot behoef van Claes Mullaerts een stuk land in Haexelaer bij Beringen gelegen, grenzend de straat in 3 zijden en Aerdt Van Postel 4). Jacob draagt het op als pand en onderpand voor 3 rinsgulden Brabants jaarlijks vallend elk jaar op "cathedra Petri". Te kwijten met 50 rinsgulden Brabants geld zoals ten tijde van de afkwijting hier zal gangbaar zijn. Voor deze 50 rinsgulden was Jacob Cuppens in Beringen door Niclaes verwonnen. Godtspenninck 1 stuiver. Niclaes kwam ter gichte met recht.

 

1605, 10 februari. Folio 97v

Simon Bervoets major draagt op tot behoef van Peeter Minten (Menten) en kwijt hem de panden die hij vanwege zijn echtgenote bezit van 4 rinsgulden jaarlijks. Deze panden zijn huis en hof in Schuelen gelegen. Simon verklaart dat hij volledig voldaan werd van hootpenninck en alle verlopen. Peeter kwam met recht ter gichte.

 

1605, 10 februari. Folio 98v

Jan Lijnen handelt vanwege een constitutie gegeven op zijn persoon door Henrick Claesdaems die getrouwd heeft de weduwe van Jan Hinnensdaels. Jan draagt in deze hoedanigheid op tot behoef van Mathees Tielens de tocht (het vruchtgebruik) van al de goederen en renten die de voorschreven weduwe vanwege Jan Hinnensdaels bezit zowel hier als elders sorterend. Hier gaat het om een beemd gelegen bij Gestel, een halve beempt in den Schorffaert, een stuk broek in de Beijgeren, 2 verschillende lapjes broek int Lummens Broeck gelegen, het derde deel van een stuk land gelegen in Meldelaer genaamd "den Vaes Put", 20 stuivers jaarlijks op panden van de erfgenamen van Jan Gielis in Meldelaer, 3 gulden jaarlijks op panden van Ricalt Vossens in Linchaut, 1,5 mud rogge op panden of broek in de Beijgeren gelegen. De binnen gebrachte stukken waarnaar hij handelt, luiden als volgt.

5 april 1604 verschenen Henrick Claes Daems en zijn wettige huisvrouw Maeijken Jacobs van Zuijlre in het land van Vogelsanck bij de notaris. Ze hebben opgedragen en transporteren tot behoef van Mathees Vander Lamen wonend in Lumpmen alle goederen en renten waar ook gelegen, geen enkele uitgezonderd, waarvan Maeijken Jacobs de tocht bezit vanwege haar voorgaande man Jan Van Hinnensdael. Mathees Vander Lamen heeft hen daarvoor betaald, zodat hij zijn vrije wil ermee mag doen tijdens het leven van Jacob en Maaike. Opgemaakt binnen de stad Breda ten huize van Henrick voorschreven in presentie van Jan Lijnen en Mathijs Hoeffmans, inwoners van het land van Lummen als getuigen. Ondertekend door Jacob Wils openbaar notaris van de stad Breda. Op de rug van deze akte stond vermeld dat Jacob en Maeijke voorschreven in hun plaats hebben machtig gemaakt en gesteld Jan Lijnen voorschreven om de goederen in hun plaats op te dragen aan Mathees Vander Lamen voorschreven. Zelfde plaats en datum met getuigen Mathijs Hoeffmans en Jan Kempeners en notaris Jacob Wils ondertekende.

Omwille van deze opdracht kwam Mathees Vander Lamen ter gichte. Omdat er nog andere goederen in deze koop begrepen zijn, evenals Brabantse goederen, en bovendien tochtelijke goederen slechts de helft van het pontgeld moeten betalen, is hetgene hier sorteert geschat op - (niet ingevuld).

 

1605, 12 februari. Folio 99v

Jacob Smeets draagt op tot behoef van mr. Henrick Alen 2 rinsgulden jaarlijks zoals Jacob die trekt op panden van Loich Stapparts onder Schuelen. Voor 32 gulden Brabants eens, die betaald werden. Mr. Henrick kwam met recht ter gichte.

 

1605, 03 maart. Folio 102v

Willem Geerts draagt op tot behoef van zijn broer Henrick Geerts een huis aan de linde in Coorsel gelegen, genaamd "den Opstal" met nog een stuk land genaamd "den Huevel". Voor 30 rinsgulden Brabants jaarlijks. Deze 30 gulden komen van een rente van 90 gulden jaarlijks zoals Henrick Geerts, Willems broer, jaarlijks op de panden van Willem trekt. Ze werden Henrick voor zijn kindsgedeelte aangedeeld volgens het register. Er blijft dus nog een rente van 60 gulden jaarlijks over. Uit hun deling blijkt dat conditie was dat de helft van de 90 rinsgulden zouden kwijtbaar zijn tegen 6 gulden jaarlijks, honderd gulden eens in geld zoals dan zal gangbaar zijn. Daarom verklaren de partijen dat deze 30 rinsgulden voorschreven kwijtbaar zijn. Henrick kwam met recht ter gichte.

 

1605, 03 maart. Folio 103

Henrick Geerts draagt op en kwijt zijn broer Willem Geerts en zijn panden van 30 rinsgulden jaarlijks, spruitend uit een grotere rente van 90 rinsgulden jaarlijks zoals hem op het kindsgedeelte van zijn broer Willem jaarlijks werd aangedeeld. Henrick bekent zich, volgens de voorgaande gichte, tevreden van de 30 rinsgulden jaarlijks. Er blijft dus nog een rente van 60 gulden jaarlijks over, waarvan 15 rinsgulden jaarlijks nog kwijtbaar zijn. Willem kwam ter gichten.

 

1605, 17 maart. Folio 104

Maria Joris met haar mombers Cristiaen Joris en Henrick Kenens, haar door het recht verleend, draagt op tot behoef van Peeter Pelsers een hof in Coorsel gelegen, grenzend de Brabantse "uutfanck" 1), die Broecstraet 2) en Dionijs Joris 3). De stukken samen, zowel Loons als Brabants, werden verkocht voor 600 gulden Brabants en 2 dobbel ducaten voor de vrouw van Dionijs Joris en voor Maria Joris voor een kermis. Het goed is belast met 4 halsters koren aan "Onser Liver Vrouwen Altaer" in Coorsel en met grondcijns. Conditie is dat Peeter aan Marie of Dionijs tussen dit en beloken pasen 500 rinsgulden contant zal geven en van de resterende 100 rinsgulden zal Peeter aan Marie aan het goed 6 gulden jaarlijks blijven gelden. De verkoopster moet alle lasten schoon maken tot de gichte toe. Het geld van deze verkoop werd door Dionijs Joris herbelegd aan een goed sorterend in de hof van Everbuer in Coorsel. Lijcoop nae landtcoop, godts penninck voor de kerk van Coorsel een halve philips daelder. Peeter Pelsers kwam ter gichte. Hetgene hier sorteert werd omwille van de voorschreven last geschat op 298 gulden.

Op 26 mei 1605 heeft Dionijs Jueris in naam van zijn dochter Maria en met haar mombers Cristiaen Jueris en Peeter Leijsen de panden van Peeter Pelsers gekweten van 500 gulden Brabants van de koopsom voorschreven.

 

1605, 17 maart. Folio 104v

Geert Joris, als rentmeester van het O.-L.-Vrouwenaltaar in Coorsel, werd de sterfelijke gichtdrager voor het altaar van de goederen die hier sorteren: "Onser Liver Vrouwen Boender" in Coorsel gelegen; 4 vat koren aan Dionijs Vrancken, nu Peeter Pelsers; 8 vat koren in Laren (Lummen) aan de erfgenamen van Lucas Geerts. Geert kwam in de naam voorschreven ter gichte.

 

1605, 17 maart. Folio 104v

Henrick Valentijns, als armenmeester van Coorsel, heeft in de naam van de armen het versterf ontvangen dat hen via testament gemaakt is door mr. Jan Neven en dat hier werd geproefd. Hij werd de sterfelijke gichtdrager voor deze en andere renten toebehorend aan deze H. Geest. Valentijns kwam in de naam voorschreven ter gichte.

 

1605, 17 maart. Folio 104v

Henrick Kenens heeft in de naam van de kerk ontvangen het legaat dat mr. Jan Neven zaliger gemaakt heeft aan de anniversariën: de helft van 3 gulden en 5 stuivers staande op "de Paelmans Hoeff" in Coorssel. Henrick kwam in de naam van de kerk of de anniversarien ter gichte.

 

1605, 17 maart. Folio 105

Aerdt Pelsers releveert 4 vat koren toebehorend aan de armen van Spalbeeck, staande aan panden van Aerdt Van Heerl onder Schuelen. Jan Vrancken is er als sterfelijke gichtdrager uitgestorven en Aerdt kwam in de naam van de armen als nieuwe sterfelijke gichtdrager ter gichte.

 

1605, 17 maart. Folio 105

Jan Taelmans, rector van het Sint-Anna en Sint-Agathaaltaar in de kerk van Herck, is gichtdrager geworden voor dit altaar, namelijk voor alle goederen en renten hier sorterend. Hij kwam ter gichte.

 

1605, 17 maart. Folio 105v

Wouter Roosens releveert het versterf dat hem na de dood van zijn zuster Maria Roosens is aangekomen: een half bloeck in Castel onder Coorsel gelegen, palend Jan Cornelis kinderen 1), Henrick Kenens 2), de Veltstraet 3); een half beempdeke grenzend Henric Kenens 1), de oude beek 2), Goris Palmaels 3). Wouter is ter gichten komen.

 

1605, 17 maart. Folio 106

Henrick Convents draagt op tot behoef van de kerk van Coorsel 20 stuivers jaarlijks zoals hij trekt op een bloeck in Coorsel gelegen, toebehorend aan Peeter Wijnen, en genaamd "het Stal Bloeck". Het grenst Vranck Convents 1), de straat aan de andere zijden. Henrick doet deze overdracht als donatie of gift op voorwaarde dat de pastoor of de vicaris daar jaarlijks ten eeuwigen dage een mis en virgilie voor zullen celebreren steeds op maandag na half vasten. De zondag ervoor moet de dienst gekondigd worden in de kerk. Als de kerk zich niet aan de afspraak houdt en een periode van 2 of 3 jaren overslaat, zullen Henrick of zijn erfgenamen aan de kerk deze rinsgulden mogen afnemen en voor henzelf nemen zonder tegespraak. Jan Van Postel kwam in de naam van de kerk met recht ter gichte.

 

1605, 17 maart. Folio 106v

Jaspaer Van Schoenbeeck draagt op tot behoef van de kerk van Wuestherck een stuk broek gelegen in Schuelen genaamd "het Sluijsken", omtrent een half boender groot. Het grenst mr. Jan Alenus 1), de Laeck 2), de pastoor van Herck genaamd den Galias 3) en de erfgenamen van Geert Herrien van Linchout 4). Hij draagt het op als pand voor 2 rinsgulden jaarlijks, te kwijten met 30 rinsgulden Brabants eens boven rechten en pontpenningen die de rentmeester betaald heeft. Bij terugbetaling moeten deze kosten aan de kerk teruggegeven worden. Valdag op datum van gichten. De rente moet los en vrij toekomen aan de kerk, zonder dat er vanwege de beemd over heirkracht, overstroming of andere tegenslag kan gesproken worden. Betalen binnen 15 dagen na datum van de valdag in Herck op geleijt van de panden. Het geld dat hier belegd werd kwam van 30 stuivers jaarlijks die door Marten Alen werden terugbetaald op de laatste februari 1605 zoals men in Herck in de hof van Waenroij zal vinden. Peeter Menten kwam als rentmeester in de naam van de kerk ter gichte.

 

1605, 17 maart. Folio 108v

Jacob Vanden Briel, uit kracht van procuratie op zijn persoon gegeven door Fredrick Sweerts en hierna geregistreerd, draagt op tot behoef van Jan Beckers 2 mud koren jaarlijks zoals Fredrick Sweerts trekt op de panden van Willem Geerts in Coorsel. Er zijn gezegelde brieven van: de ene van 26 januari 1541 en de andere van 13 juli 1545. Deze 2 mudden koren sorteren ook in de Brabantse bank. De helft die hier sorteert wordt geschat op 27,5 gulden. De constitutie is gedaan tot behoef van Jan Beckers die getrouwd is met de weduwe van Peeter Convents. Peeter had deze rente tijdens zijn leven gekocht en betaald, maar ze was niet gegicht. Daarom stemt Jan Beckers erin toe dat de kinderen van Peeter Convents, namelijk Henrick, Peeter en Jan Convents, deze gichte ontvangen. Voor zichzelf reserveert hij wel het verloop van de rente tot het overlijden van zijn echtgenote. Henrick Convents kwam voor zichzelf en voor zijn metgeringen ter gichte.

Constitutie. 7 mei 1602 Fredrick Sweerts borger in Hasselt constitueert en maakt machtig mits deze notariële akte Jacob Vanden Briel en Servaes Vaes beiden inwoners van Coursel, samen of apart, om in zijn naam voor de justitie van Lumpmen te verschijnen, zowel voor het Loons als voor het Brabants recht, en daar te transporteren de jaarlijkse pacht van 2 mud koren staande geaffecteerd op de molens en goederen gelegen onder Coorsel. Hij heeft deze rente bezeten en opgetrokken uit hoofde van zijn vrouw zaliger wettige dochter van Joannes Keesmans. Met instemming van zijn kinderen verwekt met wijlen zijn echtgenote, namelijk Fredrick en Niclaes Sweerts, joffr. en zuster Catharijn Sweerts religieuze in het klooster van Sint-Clara in IJperen, bekent dat hij zijn hooftpenningen volgens de brieven met ... (de tekst stopt)

 

1605, 31 maart. Folio 110v

Lambrecht Witters draagt op tot behoef van Peeter Knaep een beemd gelegen in Stal genaamd "den Bovenbeempt", grenzend Peeter Bluecx aan 2 zijden, de abt van Eeverbeur 3) en Peeter Knaep 4). De beemd is omtrent 2 dachmael groot. Witters draagt hem op als borgtocht voor 12 rinsgulden jaarlijks, of 200 rinsgulden eens, die Lambrecht van Peeter voorschreven ontvangen heeft van een erfgoed. Peeter had dit "ten erffchijse" van Lambrecht genomen volgens het schepenregister ter Brabantse natuur hier. Omdat dit goed aan Henrick Claes was belast met 27,5 rinsgulden jaarlijks, waarvan Peeter Knapen een deel van de hypotheek behoudt, en het Lambrecht beter uitkomt om het geld te ontvangen kwijt hij daarom Peeter en zijn panden van 12 gulden jaarlijks. Mochten Peeter Knaep of zijn erfgenamen betreffende deze rente "gemolesteert" worden van Henrick Claes, dan kunnen Peeter en zijn nakomelingen hun verhaal altijd op deze beemd nemen, met de kosten. Peeter Knapen kwam ter gichte. Mr. Henricus Alenus scripsit.

 

1605, 09 april. Folio 111v

Henrick Van Roeij in naam van Henrick Nelis, de zoon van zijn vrouw, releveert het versterf dat Henrick Nelis is aangekomen na de dood van zijn neef Frans Nelis: een hof in Vuertken gelegen, omtrent 6 vat saeijens groot; een stuk land genaamd "den Par" op den Steenheuvel gelegen; 1 stuk broek aan de Breedonck en al hetgeen hier nog sorteert. Henrick Van Roeij kwam in de naam van Henrick Nelis ter gichte.

 

1605, 13 april. Folio 111v

Bartholomees Smeets als momber van zijn vrouw Margriet Wijnen en mede als momber van Anna Wijnen releveert het versterf dat hen is aangekomen na de dood van Frans Nelis: een hof in Vuertken gelegen, omtrent 6 vat saeijens groot, grenzend "den Meijen Hoff" 1), des heeren straet 2) en Servaes Vanden Eerdewech 3); een stuk land genaamd "den Par" opt Steenvelt gelegen, palend het veldstraatje aan 2 zijden, Peeter Wijnen 3); een stuk broek aan de Breedonck grenzend die Breedonck 1), Maria Martens 2), Giels Mentens 3); 3,5 gulden jaarlijks op panden van Peeter Van Hout; 3 gulden jaarlijks op panden van Michiel Dillen en al hetgeen hier nog sorteert. Bartholomees kwam voor zichzelf en voor Anna Wijnen met recht ter gichte.

 

1605, 21 april. Folio 112

Pontpenningen 4 gulden 1,5 stuiver.

Herman Van Utricht draagt op tot behoef van Jan Hueveners een zil broek genaamd "die Oeijkens Donck", groot omtrent een zille. De wederhelft ervan behoort toe aan Willem Vanden Roeij. Het grenst de erfgenamen van Peeter Vanden Laer aan 3 zijden en joncker Jan Van Gelmen 4) met de Herck. Het goed is enkel belast met de grondcijns. Herman ruilt het goed tegen 5 rinsgulden jaarlijks zoals Jan trekt op de panden van Herman, sorterend in de hoff van Landtwijck. Jan belooft om daar aan Herman kwijting te doen. Godtspenninck 11 oord, lijcop nae landtcoop. Jan Huveners kwam ter gichte.

 

1605, 26 april. Folio 112v

Aerdt Swijsen draagt op tot behoef van Jan Alen een stuk broek gelegen in Schuelen, genaamd "het Gielis Broeck". Het grenst de Laeck 1), de erfgenamen van Aerdt Clocluijers 2), Sint-Barbaraaltaar in Lumpmen en Jan Luijten 3) en de straat 4). Het broek is belast met 3 gulden jaarlijks aan het klooster van Herckenroeij en met 11 gulden en 15 stuivers jaarlijks aan de erfgenamen van Henrick Paesmans, met des heeren cijns. Boven deze lasten moet Jan Alen nog geven 32 rinsgulden Brabants eens, lijcop nae lantcoop, godtspenninck een halve ernestus. Aerdt Swijsen had voor deze 11 rinsgulden en 15 stuivers aan de erfgenamen van Henrick Paesmans een onderpand gesteld volgens de gichte van 20 oktober 1603 als Swijsen dit broek met proclamatiën gekocht heeft. Daarom heeft Gielis Coex in de naam van Jan Alen voorschreven opgedragen huis en hof in Schuelen aan den Abeel gelegen, grenzend tsheeren straet aan 2 zijden, Anna Mes 3) en 4), tot borg voor het voorschreven onderpand door Swijsen gesteld. Bij wanbetaling van de rente kan Swijsen eventueel daaraan zijn regres nemen. Jan Alen belooft Gielis en zijn panden altijd kosteloos en schadeloos "te indemniseren". Jan Alen kwam ter gichte, bekennende alle heren hoven hun recht.

Op 21 april 1606 heeft Jan Alen opgedragen het voorschreven stuk broek tot behoef van Peeter Moestermans, bekennend zijn naderschap. Hij kreeg zijn geld terug. Peeter kwam ter gichte.

 

1605, 05 mei. Folio 113v

Marten Kenens draagt op tot behoef van Bartholomees Smeets 2/3 delen van een stuk broek genaamd "den Achelman" in Oversel gelegen, grenzend de erfgenamen van Elisabeth Dillen 1), Henrick Convents 2), het andere 1/3 noorden en de straat 4). Voor 182 rinsgulden. Hierop heeft de koper 110 gulden Brabants betaald en de rest zal hij op Sincxen toekomend betalen of ten laatste Sint-Jansmesse. Het is enkel belast met tsheeren chijns en schattinge, godtspenninck 11 stuivers 1 ort, lijcop 6 gulden. Bartholomees Smeets kwam met recht ter gichte. Marten Kenens belooft zijn echtgenote voor het recht te brengen om met deze gichte in te stemmen.

Op 14 juli 1606 droeg Bertholomees Smeets het voorschreven goed op tot behoef van Jan Bosmans, bekennend aan Jan de naderschap. Smeets kreeg zijn geld terug en Jan Bosmans kwam ter gichte.

 

1605, 26 mei. Folio 114

Jan Bathen als kerkmeester van Beringen werd sterfelijke gichtdrager van alle renten die de voorschreven kerk onder het land van Lumpmen trekt. Heer Jacob Munters is er als laatste gichtdrager uitgestorven. Jan kwam tot de goederen met recht.

 

1605, 26 mei. Folio 114

Willem Pitcijs is als armenmeester van Beringen de nieuwe sterfelijke gichtdrager geworden van alles waar Mathijs Clercx als laatste gichtdrager is uitgestorven. Het gaat om 6,5 mud rogge op de molen van Coorsel toebehorend aan Frans Convents; 4 vat koren op panden van Jan Vanden Kerckhoff in Coorsel en alles wat hier nog sorteert. Willem kwam q.q. ter gichte met recht.

 

1605, 26 mei. Folio 114v

Condities waarop Michiel Giels een beemd zal verkopen gelegen in Oversel, grenzend Jan Put 1), Bernaert Ceijssens 2), Henrick Janen 3), Huybrecht Houden 4), met hogen en uitgang van de brandende kaars. Degene die de palmslag krijgt, zal voor zijn "vromicheijt ende palmslach" een halve ducaat hebben. Nadat de koper de palmslag ontvangen heeft, zal de koop in de kerk van Coorsel gepubliceerd worden op een zondag na de hoogmis met vermelding van plaats en tijd waarop de kaars zal ontstoken worden. De eerste koper mag dan zoveel hogen zetten als hem belieft van telkens 2 gulden per hoge, te verdelen half en half tot profijt van de hoger en van de verkoper. De koper en laatste hoger moet alle hogen, palmslag, pontgelt, lijcop, godts penninck en andere gerechtskosten betalen, met nog 2 gulden Brabants eens voor de klerk voor het schrijven van deze condities. Rijst er een misverstand tijdens het bieden, dan zullen de aanwezige mannen van het gerecht zonder bijkomende rechtsgang kunnen doen wat nodig is. Mocht er iemand hogen die deze condities niet kan voldoen, dan zal de koop opnieuw in de kerk afgeroepen worden en als blijkt dat na de kaarsbranding het goed minder opbrengt dan ervoor, zullen alle kosten, schade, intrest op de persoon die in gebreke bleef gevorderd worden en eventueel verhaald op zijn roerende of onroerende goederen die daarvoor borg zullen staan. Op datum van gichten moet de koper 100 gulden Brabants betalen of zoveel als de verkoper wenst. De resterende koopsom mag de koper aan het pand laten staan tegen 6% jaarlijks. De koper moet voor deze rente bijpand stellen. Deze rente zal in schijven mogen afgelegd worden, 50 gulden per keer in courant geld. Hiervoor korten 3 gulden Brabants jaarlijks. Aan het goed staan enkel grondcijns en dorpslasten.

Jan Geenen kreeg de palmslag voor 400 rinsgulden courant geld en een halve ducaet voor de huisvrouw van de verkoper. 150 gulden moet contant op de gicht voldaan worden en verder zal Jan rente moeten betalen op 250 gulden. Godts penninck 1 gulden BB, lijcop nae landtcoop. Actum 2 maart 1605 met als getuigen Cristiaen Schepers, Jan de Winne, Cornelis Puts en Lenaerdt Jansen. Jan Geenen zette 20 hogen. Ondertekend door Aerdt Vanden Berge.

24 maart werd de kaars ontstoken en Jan Geenen bleef koper zoals voorschreven is.

 

1605, 26 mei. Folio 115v

Michiel Giels draagt op tot behoef van Jan Geenen de beemd vermeld in de bovenstaande conditie. Hij verklaart dat hij van alle hogen, lijcop voldaan is "waer hije het recht van realiteijt opden voorschreven beempt wordt gereserveert". De koopsom bedraagt 424 gulden met de kermis, waar op de koper 74 gulden belooft te betalen. Pontpenningen 2 gulden 4 stuivers.

 

1605, 26 mei. Folio 116

Jan Geenen draagt op tot behoef van Michiel Giels het voorschreven stuk broek tot pand voor 21 rinsgulden Brabants jaarlijks met valdag op 24 maart en voor het eerst in 1606. Deze rente staat te kwijten met 350 gulden Brabants. Jan Geenen draagt als onderpand huis en hof op gelegen in Coorsel, grenzend Henrick Meijen "hoeff" 1), Peeter Leelemans 2), de straat of "het Lanck Ven" 3) en 4). Dit pand sorteert gedeeltelijk onder de Brabantse bank en daarom zal Geenen het onderpand ook daar opdragen. Michiel Gils kwam met recht ter gichte.

 

1605, 16 juni. Folio 116v

Heer Lambrecht Van Tiewinckel, pastoor van Berbroeck, heeft ontvangen 5 gulden jaarlijks staande op panden van Henrick Everaerts in Schuelen; een beemd in Schuelen grenzend "den Boeven Bampt" 1), "den Speckert" 2) en jonker Jan Van Gelmen 3). Heer Lambrecht is als sterfelijke gichtdrager ter gichte gekomen. (gichtdrager voor?)

 

1605, 16 juni. Folio 117

Jan Roeberchs heeft als kerkmeester van Berbroeck 9 roeden broek ontvangen gelegen int Frasenbroeck, palend het convent van Everbode 1), de Laeck aan de andere zijden. Jan werd de sterfelijke gichtdrager in naam van de kerk.

 

1605, 16 juni. Folio 117

Geleijt genomen door de meijer in de naam van de heer op renten en goederen toebehorend aan de armen van Berbroeck.

Nadat de meier met recht voldoende lang had geprocedeerd op goederen en renten toebehorend aan de armen van Berbroeck omdat ze geen sterfeljke gichtdrager hadden gesteld na de dood van Peeter Vanden Briel als laatste gichtdrager, wezen de schepenen de zaak oud genoeg van genachten en conden aan de partijen tot het gelijt. Op de geprefigeerde dag van geleijt verzocht de meier verder recht. Gezworen bode Henrick Everaerts had de conde gedaan aan Aerdt Vanden Born als armenmeester, maar deze verscheen niet. Daarop werd aan de meier hout en ris geleverd in een teken van eigendom van de goederen en hij werd in de goederen gegicht met recht.

 

1605, 06 oktober. Folio 126

Niclaes, Geert en Catlijn Swinnen releveren het versterf dat hen na de dood van Willem Vanden Roeij, hun oom, is aangekomen: huis en hof in Schuelen tegenover de kerk gelegen; een goed op de Stap; "het Densbeempdeken"; "den Heroens Bossch" aan de Heerbaen; "den Langen Beempt" en al wat hier nog sorteert. Niclaes Swinnen kwam voor hem en voor zijn medegeringen ter gichte.

 

1605, 06 oktober. Folio 126

Cornelis Reijnders draagt op tot behoef van Reijnder Tulleners 30 stuivers jaarlijks zoals hij trekt op panden van Jan Van Nuffel onder Schuelen bij "Sint Joris Huijsken" gelegen. Ze grenzen mr. Jan Alen, mr. Henric Alen en de straat. Verder nog op "den Hasen Bempt", grenzend "den Gulden Bodem", Claes Windelen en de straat. Voor 30 rinsgulden Brabants eens die Giel ontvangen heeft, 1 ort godtspenninck, lijcop nae landtcoop. Reijnder Tulleners kwam ter gichte en Gielis staat garant voor een goede gicht. (Gielis is dus Cornelis...)

 

1605, 06 oktober. Folio 126v

Aerdt Frerix draagt op tot behoef van Jan Van Schoenbeeck een goed gelegen op de Stap in Schuelen, groot ongeveer 5 halster saeijens. Het grenst de straat 1), Servaes Joupen 2), Jan Mercdens en Aerdt Gielis 3), Maria Geerts en Jan Van Buijlen 4). Belast met 10 stuivers Brabants aan de legaten in Herck, brantschettinge 3 stuivers en 1 braspenninck grontchijns. Voor 14 rinsgulden, boven de lasten, jaarlijks met valdag op Sint-Remigius en voor het eerst in 1606. Iedere gulden daarvan kan met 18 rinsgulden Brabants geld gekweten worden en met rente naar verloop van tijd en met betaling van alle kosten van recht. Jan moet onderpand stellen voor 4 rinsgulden jaarlijks. Per jaar mag er 1 rinsgulden afgelegd worden, maar vanaf 10 gulden jaarlijks nog te betalen zullen deze slechts in 1 keer moeten gekweten worden tegen "den penninck 18" zoals voorschreven is. Jan Van Schoenbeeck kwam met recht ter gichte.

Deze koop wordt vernaderd. Zie verder in het register.

 

1605, 06 oktober. Folio 127

Jan Van Schoenbeeck draagt op tot behoef van Aerdt Frerix het voorschreven stuk land tot pand voor 10 rinsgulden Brabants jaarlijks zoals hierboven. Verder stelt hij zijn huis en hof in Schuelen gelegen als pand voor de overige 4 rinsgulden. Huis en hof grenzen Loich Gatis, Jan Luijten, Dierick Palmaerts en de straat. Frerix moet alle onkosten betalen en daarvoor heeft hij van Jan een paard ontvangen dat hij aan 25 rinsgulden kocht. Als de kosten kleiner zijn dan de waarde van het paard, is dat tot profijt van Frerix. Lycop 3 gulden, godtspenninck 11 oorden. Aerdt Frerix kwam met recht ter gichte. Dit is op 6 oktober 1606 vernaderd door Geert Coecx. Op 26 april 1607 kwijt Aerdt Frerix Geert Coecx en zijn panden van deze rente. Hij is volledig voldaan van hoetpenninck en verlopen. Geert kwam ter gichte.

 

1605, 06 oktober. Folio 127v

Aerdt Swijsen handelt uit kracht van substitutie aan hem gegeven door Willem De Weert borger van Diest gepasseerd voor notaris Dierick Fierens. Getuigen waren Gijs van Ham en Willem Salomoons op 6 oktober 1605. Willem had procuratie vanwege Marike Van Olmen dochter van Jacob Van Olmen. Swijsen draagt op tot behoef van Niclaes Coenens een zille broek op de Laechbeempden gelegen, grenzend die Geet 1), de erfgenamen van Lenaerdt Swarts 2), den Hesteren Beempt 3). Voor 85 rinsgulden Brabants geld, lycop nae landtcoop. Claes kwam ter gichte.

Nota dit is in het Brabants gegicht geweest.

 

1605, 20 oktober. Folio 128

De rentmeester, in naam van de heer, draagt op tot behoef van Jacob Schats huis en hof in Schuelen gelegen met alle andere erven daarbij behorend zoals de rentmeester ze had ingewonnen omdat er geen pontgelt en hofrechten betaald waren. Jacob moet de pontpenningen waarvoor het werd geëvinceerd betalen en de justitiekosten daarop: 16 rinsgulden en 12,5 stuivers met nog 2 flessen wijn. De rentmeester is voldaan. Jacob Schats kwam met recht ter gichte.

 

1605, 20 oktober. Folio 128

Tot behoef van Mathees Menten draagt Jacob Schats een stuk land op gelegen in Schuelen, genaamd "den Berbossch" Het grenst de straat 1), mr. Jan Van Gelmen 2), Jan Huveners 3) en Mathees voorschreven 4). Voor 400 rinsgulden Brabants eens en aan Jacobs huisvrouw voor een kermis 31 rinsgulden. Hij betaalde met 35 dobbel ducaten. Goed is niet belast boven de grondcijns. Godts penninck 1 reael, lycop 6 rinsgulden. Mathees kwam met recht ter gichte.

 

1605, 20 oktober. Folio 128v

Jacob tSrijcken, in de naam van de kinderen van Sebastiaen tSrijcken, ontvangt het versterf dat hen is aangekomen na de dood van hun ouders: huis en hof in Vuertken gelegen.

 

1605, 10 november. Folio 132v

De rentmeester in de naam van de heer draagt op tot behoef van Mathees Hueveners 2 percelen aan elkaar gelegen onder Schuelen, waarop vroeger 2 huizen plachten te staan, Ze zijn gelegen aan de Roeijen Straet, naast het goed dat Mathees van de H. Geest van Herck heeft. Het behoorde vroeger toe aan Marten Swillen. De rentmeester had het goed ingewonnen wegens achterstal van betaling van 3 gulden jaarlijks zoals de heer daarop trok. De Armen van Herck trekken op dit goed 6 vaten koren en pretenderen de oudste te zijn. Daarom is conditie, en Peeter Menten als rentmeester van de H. Geest stemt daarmee in, dat Mathees 6 jaren lang de helft van het koren zal betalen en ook de helft van de 3 rinsgulden. Het eerste jaar zal 1606 zijn. Na verloop van die 6 jaren moet Mathees elk jaar 6 vaten koren en 3 rinsgulden betalen, dus vanaf 1612. Valdag telkens op Sint-Andries. Matheus moet de kosten van evictie betalen: 30 stuivers. Mathees Hueveners kwam op voorgaande conditie met recht ter gichte.

 

1605, 24 november. Folio 133v

Anna Moens releveert het versterf dat haar via het testament van Dionijs Moens gemaakt werd: "den Molenhoff" in Coorsel, 1,5 vat groot, grenzend Bast van Hout 1), Joris Schepers 2), de straat 3); 7 gulden jaarlijks op panden van Oriaen Oriaens; 3,5 gulden jaarlijks, de helft van 7 gulden jaarlijks, staande op panden van Oriaen Oriaens voorschreven. Anna Moens kwam met recht ter gichte.

 

1605, 15 december. Folio 135

Heer Lambrecht van Tiewinckel als rectoir van het Sint-Joannesaltaar in Berbroeck is gichtdrager geworden na de dood van Peeter Vande Briel. Heer Lambrecht kwam als sterfelijke gichtdrager ter gichte.

 

1605, 15 december. Folio 135v

Niclaes, Catlijn en Geert Swinnen releveren het versterf dat hen is aangekomen na de dood van Willem Vanden Roeij, hun oom: een stuk gelegen aan het huis in Schuelen, grenzend de straat en hun eigen erf; een broek in de Zeelbeempden gelegen en al wat hier verder sorteert en de helft van hetgeen Willem Joes of Van Roeij met zijn vrouw Catlijn Van Dornick samen verkregen hebben. Niclaes kwam voor zichzelf en voor zijn metgeringen ter gichte.

 

1605, 15 december. Folio 135v

Peeter Kempeners, Thijs van Weerdt momber van zijn vrouw Dimpna Kempeners en Mathees Quijnen releveren het versterf dat hen is aangekomen na de dood van Catlijn van Dorne, hun "moeijen"(tante) die de echtgenote was van Willem Vanden Roeij: de wederhelft van de goederen gespecificeerd in het voorgaande relief. Mathees Quijnen kwam voor zichzelf en voor zijn metgeringen ter gichte.

 

1605, 29 december. Folio 136

Michiel Palmaerts, uit kracht van procuratie vanwege Elisabeth Thomas aan hem gegeven en hierna geregistreerd, draagt op tot behoef van Dierick Palmaerts haar aandeel van molens in Coorsel gelegen met de goederen die daarbij hoorden. Ze heeft die vroeger verkregen van Marten Houwers. Voor 150 rinsgulden Brabants eens voor zowel het Loonse als Brabantse gedeelte. Dierick kwam met recht ter gichte.

Procuratie van 11 augustus 1605 beschreven door notaris Henricus Torrekens van Diest en getuigen Geeraert Van Thienen en Jaques Loomans van Antwerpen. Elisabeth Thomas weduwe van Lambrecht van Tilborch, geassisteerd door haar zwagers Geeraert Weijns met zijn vrouw Margriet Thomas, Franchois Wiggers met zijn vrouw Anna Thomas, Jaques Vanden Bossch met zijn vrouw Dimpna Thomas en Wouter Quins Wouters zoon met zijn vrouw Magdalena Van Gele, zijn allemaal dochters en erfgenamen van Elisabeth Van Ijseren. Elisabeth was weduwe van haar eerste man Cornelis Thomas en van haar laatste man Govaert van Gele, inwoner van Diest. Ze hebben verklaard dat hun moeder tijdens haar leven haar deel heeft verkocht van de watermolen gelegen in Coorsel aan Dierick Palmaerts inwoner van Herck. Ze had dit zelf gekocht van Marten Houwers. Ze heeft haar koper haar deel in dit goed laten gichten. Haar voorschreven kinderen stemmen in met deze verkoop en gichte. Mocht deze koop niet goed verlopen zijn, dan machtigen de kinderen Peeter Dalen en Gielis Palmaerts, inwoners van Herck, en mr. Aerdt Vanden Berge inwoner van Beringen, elk apart, om de koper voor welk hof dan ook behoorlijk te gichten en goeden met recht.

 

1606, 12 januari. Folio 140

Servaes Vanden Put is sterfelijke gichtdrager geworden voor het klooster van Peer: aan Henrick Hoecx 2 rinsgulden, Servaes Vanden Put 2 rinsgulden, Gielis Wouters cum suis 3 gulden en al wat hier nog sorteert. Servaes kwam als sterfelijke gichtdrager ter gichte.

 

1606, 12 januari. Folio 140v

Marckt Korstens met zijn echtgenote Anna Wijnen dragen op tot behoef van Marten Kenens een dachmael broek onder Coorsel gelegen, grenzend de erfgenamen Henrick Luijten O, de erfgenamen Niclaes Schuppen W, de straat N. In deze koop zijn nog meer goederen verkocht sorterend in de Brabantse bank. Daarom wordt de verkoopprijs voor dit goed gerekend op 25 rinsgulden boven de lasten. Godtspenninck 5,5 stuivers, lycop nae landtcoop en voor de echtgenote van Mercden 1 philips daelder voor een kermis. Marten kwam ter gichte.

 

1606, 12 januari. Folio 143v

Joris Schepers van Coorsel heeft gereleveerd het goed dat hem is aangekomen na de dood van Anna Schepers en hetgeen dat aan hem werd overgegeven "over houwelick": een stuk land genaamd "die Dellen", grenzend Jan Schepers O, Heijl Dillen W en Joris voorschreven aan de overige 2 zijden. "Bekennende den heer aent selve 1 penninck grontchijns". Hij kwam ter gichte. Marge: nota pro domino.

 

1606, 26 januari. Folio 145

Franchois de Spreemont en mr. Henrick Alen hebben aangebracht dat in juli voor hen als schepenen van Herck Maria Coemans verscheen met haar man Michiel Menten, instemmend. Ze heeft opgedragen tot behoef van haar dochter Dimpna Pentens, met andere goederen gelegen in Herck, haar tocht van een stuk erf genaamd "den Gulden Bodem", grenzend de straat 1), Gielis Coex 2), Jan Van Nuffel 3) en Gielis Bruijnincx 4); nog "het Cleyn Roost" palend Jan Alen en Joris Swijns met al wat hier nog mocht sorteren. Dimpna kwam ter gichte.

 

1606, 26 januari. Folio 145

Aerdt en Maria vande Kerckhoff releveren het versterf dat hen is aangekomen na de dood van Jan Vande Kerckhoff en Maria Persoens: 1 hofstad met een hofke in Worp gelegen, grenzend Peeter Bogaerts, de straat, Wilbort Persoens. Maria en Aerdt kwamen ter gichte.

 

1606, 26 januari. Folio 145v

Franchois de Spreemont en mr. Henrick Alen, respectievelijk officier en schepen, brengen aan dat voor hen op 10 januari 1606 binnen Hasselt gekomen is Elisabeth Paesmans met haar verleende momber Peeter Becx en heeft opgedragen tot behoef van haar zuster Catharina Paesmans, en staat tot haar behoef af haar kindsgedeelte waar ook gelegen. Alles volgens de voorwaarden die gemaakt zijn in Hasselt tussen Catharina voorschreven en het begijnhof, te vinden in het archief van het begijnhof. Catharina Paesmans kwam ter gichte.

 

1606, 27 januari. Folio 147v

Cornelis Jannes handelt uit kracht van procuratie op zijn persoon gegeven door Cornelis en Pauwels Vander Staten als mombers van het Boomgasthuijse van Diest. De registratie van de procuratie volgt hierna. Jannes draagt op en kwijt Aerdt Frerix en zijn panden van 3 rinsgulden en 11,5 stuivers jaarlijks zoals het gasthuis op zijn panden trok. De hootpenningen en verlopen werden voldaan. Aerdt Frerix kwam ter gichte.

Procuratie "irrevocabel". De burgemeesters en de raad van de stad Diest attesteren dat voor hen op 5 januari 1606 meester Cornelis en Pouwels Vander Straten verschenen als mombers en meester van het Boomgasthuijse. Ze hebben geconstitueert en speciale last en procuratie gegeven onwederroepelijk aan Cornelis Jannes van Lumpmen om voor de schepenen ten Loons recht en meier van Lumpmen te verschijnen en in hun naam een rente te kwijten van 3 gulden 11,5 stuivers erfelijk staande op een stuk broek geheten "die Plesse" gelegen in Schuelen. Het behoort toe aan Aerdt Frerix. Hij moet de rente en de verlopen op het register behoorlijk casseren tot ontlasting van Aerdt en zijn panden. Op deze verklaring werd het zegel van de stad Diest gedrukt en het werd ondertekend door Peeter Van Lille. (in deze gichte blijkt dat "twelffdalven" het bedrag 11,5 is)

 

1606, 09 februari. Folio 148v

Goris, Henrick en Cristina Wellens releveren het versterf dat hen is aangekomen na de dood van hun ouders: het vierdedeel van een beemd gelegen onder Coorsel in Oversel, waarvan Jan Tijs de 3 overige delen in zijn bezit heeft. Goris kwam voor zichzelf en voor zijn metgeringen ter gichte.

 

1606, 09 februari. Folio 148v

Peeter Ceijsens draagt op tot behoef van Henrick Kenens goed gelegen in Coorsel onder Castel, genaamd "die Blueckmannen". De "Grooten Blueckmannen" grenst tsheeren straet 1), Jan Van Ham aan 2 zijden. De andere grenzend tsheeren aerdt 1), Jan Van Ham 2), Gielis Wouters 3) en de Veltstraet 4). Voor 320 rinsgulden Brabants eens volgens de onderstaande condities. Godts penninck 11 stuivers 1 ort, lijcop nae landtcoop. Henric Kenens is met recht tot de gicht gekomen. Aan dit goed is een Brabantse uijtfanck mee verkocht en die wordt gerekend op 4 rinsgulden.

Conditie. Op 31 januari 1606 verscheen Peeter Ceijsens om 2 stukken land te verkopen in Castel onder Coorsel gelegen, genaamd "die Blueckmannen". De koop zal gebeuren met hogen en palmslag en uitgaan van de brandende kaars. De palmslag zal 6 gulden Brabants bedragen. Iedere hoge geldt 2 gulden BB: de helft voor de koper en de helft voor de verkoper. Degene die de palmslag krijgt, zal zoveel hogen mogen zetten als hij wilt voor een ander mag hogen. De uiteindelijke koper zal op de dag van gichten 200 gulden met de kermis en de hogen moeten betalen. Kan de koper op de dag van verjaren de resterende 100 gulden niet betalen, dan moet hij 6 rinsgulden jaarlijks op het goed laten gichten die terugbetaalbaar zijn met 100 gulden lopende "paeij". Niet belast boven 1 blanc heeren cijns en schattingen.

Door dit goed moet een stuk "wegen" (weg hebben) toebehorend aan Gielis Wouters.

Henric Kenens stelde 300 gulden BB, de gulden aan 20 stuivers, en acht gulden voor een kermis voor de huisvrouw van de verkoper. Henric ontving ervoor de palmslag en zette 12 hogen. Lijcop nae landtcoop, godtspenninck 11 stuivers 1 ort.

De kaars werd ontstoken en gebannen en de koop bleef aan Henric Kenens voor de voorschreven som.

Op 10 april 1608 bracht schepen Jan Beckers aan dat Peeter Ceijsens aan hem meedeelde dat hij volledig van deze koop was voldaan.

 

1606, 09 maart. Folio 150(1)v

Henrick Convents draagt op tot behoef van Jan Van Postel een stuk broek in Oversel gelegen, grenzend Jan Van Postel voorschreven 1), Valentijn Claes 2), Bartholomees Smeets 3) en "het Hemelrijck" 4). Voor 140 rinsgulden Brabants eens. 40 gulden betalen bij het gichten en de resterende 100 gulden op de dag van voljaren of om van die dag af aan het goed te gelden 6 rinsgulden jaarlijks. Het is verder nog enkel belast met de grondcijns. Godtspenninck 20 stuivers, lycop nae landtcoop. Jan Van Postel kwam met recht ter gichte.

 

1606, 09 maart. Folio 154

Geleijt door de rentmeester in de naam van de heer op de gemeijnte van Stal in Coorsel.

Nadat de rentmeester in de naam van de heer zolang voor het recht had geproduceerd op de gemeijnte van Stal onder Coorsel omdat er geen grondcijns werd betaald, was de zaak oud genoeg van genachte en beslisten de schepenen om hun "voirgenger" te condigen tegen het geleijt van de panden. Op 9 maart 1696, de geprefigeerde dach van geleijt, op de ordinaris dach van recht, verscheen de rentmeester en hij verzocht verder recht in naam van de heer. Gezworen bode Jan Pelsers in Coorsel attesteerde onder eed dat hij als betrokken partij becond en bedaagd had tegen vandaag en de voorgaande keren: Jaspar Ceijsens als burgemeester en voorganger van de gemeijnte van Stal met belasting om verder aan de gemijnte te intimeren. Er verscheen geen enkele maal iemand van de gemeente om de besproken panden te beschudden of om zich te verdedigen. De officier verleende hierop aan de rentmeester in de naam van de heer hout en risch in een teken van eigendom en hij werd gegicht en gegoed met alle punten van recht. De schepenen wezen de eerste afruiming aan de gebruikers te condigen op een boete van 7 schellingen.

 

1606, 06 april. Folio 157

Aerdt Convents, uit kracht van de onderstaande constitutie, draagt op tot behoef van Henrick Valentijns 1,5 vat land in Stal onder Coorsel gelegen. Het grenst Henrick Valentijns O, W de erfgenamen van Jan Gielis, tsheeren straet Z. Het goed maakt deel uit van een grotere koop sorterend in de Brabantse bank voor 125 rinsgulden. Lijcoop nae landtcoop, godtspenninck 30 stuivers. Henrick kwam met recht ter gichte.

Procuratie. 9 maart 1606 verscheen voor scholtet en schepenen van de justitie en vrijheid Rummen Gielis Winters, medeschepen, die mits instemming van zijn echtgenote Maria Valentijns volmacht geeft en afvaardigt Aerdt Convents, zijn afwezige zwager, die momenteel in Stalle woont onder Coorsel. Hij mag in naam van Gielis voor de juiste justitie een goed gichten met een schuur gelegen in Stal onder Coorsel, grenzend Henrick Valentijns aan 2 zijden, tsheeren straet 3) en Jan Gielis 4) aan Henrick Valentijns, zijn andere zwager. Hij machtigt tevens zijn zwager Covents om al zijn zaken in Coorsel te behartigen: geld ontvangen volgens contracten, pachten optrekken en goederen verhuren. Onder stond: Matheus Bollis schepen der vrijheijt Rummen door bevel van de medeschepenen.

 

1606, 06 april. Folio 159v

Vincent Spralants heeft in naam van de heer Robrecht Prijs als recor van het altaar van Ons Lieve Vrouw in Beringen de renten ontvangen die dit altaar hier heeft: 14 vat koren op panden van Frans Convents in Coorsel; 2 gulden op panden van Peeter Stevens en al wat nog onder deze bank mocht vallen. Vincent kwam in de naam voorschreven ter gichte.

 

1606, 27 april. Folio 160

38 stuivers.

Aerdt Frerix draagt op tot behoef van Jan Hueveners een sille broek in Schuelen in de Langen Donck gelegen. De gehelen "Langen Donck" grenst Jaspar Van Schoenbeeck 1), mr. Jan Van Gelmen 2), meester Jan Alenus 3) en meester Lambrecht Van Stapel 4). Voor 38 rinsgulden Brabants eens. Niet belast boven de cijns. Godtspenninck een halve reael, lijcop 30 stuivers. Jan Hueveners is met recht ter gichte gekomen.

 

1606, 15 juni. Folio 163

Pontpenningen 24 stuivers 1 blanck.

Henrick Kenens en Jan Beckers brengen aan dat voor hen als schepenen Joris Schepers opgedragen heeft tot behoef van Hans Mertens een broek in Coorsel omtrent die Breedocnk gelegen. Het grenst de pastorije 1), Brigida van Haudt 2) en tsheeren straet 3). Voor 22 gulden Brabants eens en 1 philips daelder voor een kermis voor de vrouw van de verkoper. Belast met 3 rinsgulden aan de armen van Coorsel en de cijns. Hans Mertens is ter gichte gekomen.

 

1606, 15 juni. Folio 163v

Pontpenningen 57 stuivers. Vincent Pontmans draagt op tot behoef van Henrick Vaes huis en hof in Schuelen gelegen, grenzend Aerdt Giels 1), de straat 2), Gielis Coecx 3) en mr. Henrick Neven 4) en al zijn andere goederen als pand voor 4 rinsgulden Brabants jaarlijks, die te kwijten staan met 57 rinsgulden en 5 stuivers Brabants. Valdag half maart en voor het eerst in 1607 op half maart. Lijcop nae landtcoop, godtspenninck 1 blanc. Hernrick Vaes is ter gichte gekomen.

 

1606, 15 juni. Folio 163v

Jan Vossch en Geert Coecx als momber van zijn vrouw Anna Vossch releveren het versterf dat hen is aangekomen na de dood van hun ouders: een mud rogge jaarlijks staande op panden onder Schuelen gelegen en toebehorend aan enige lieden in Zoonhoven wonend. Ze kwamen ter gichte.

 

1606, 06 juli. Folio 164v

Peeter Menten, "zindicus" van de H.Geest van Herck en met gevolg van het koor daar draagt op tot behoef van Mr. Henrick Alen een stuk broek in "de Seger Stuck" gelegen, grenzend de Demer 1), de abt van Everbuer 2), Mathijs Hoeffmans 3) en Jan Van Buijlen met "eenen beck" 4). Draagt nog op een zil int Frasebroeck gelegen, 2 roeijen in het zelfde broek gelegen, allemaal samen voor 7 vat koren die de armen daarop trekken. Alen zal genieten "erf fractie" en moderatie zoals andere H. Geest rentieren, hetzij door inudatie of op een andere manier. Meester Henrick is met recht ter gichten komen dragende het voorschrevene op als pand voor de 7 vaten koren. Mogelijk moet hij in Herck onderpand stellen volgens het landrecht.

 

1606, 06 juli. Folio 165

Peeter Cloclijers, volgens het hierna geregistreerde contract gemaakt tussen hem en Geert Huyben betreffende het testament van Agneta Kemps, staat zijn rechten vanwege het testament af aan Geert Huijben mits deze hem de som van 14 rinsgulden en 10 stuivers Brabants eens geeft. Geert kwam ter gichte.

Contract. Op 16 juni 1606 verschenen voor Mathijs Hoefmans, Peeter Moens en Willem Geerts van Schuelen de partijen Peeter Clocluijers en Geert Huijben. Ze verklaren dat ze minnelijk onder elkaar geregeld hebben hun geschil betreffende de nalatenschap gemaakt via het testament van Agneta Kempen. Elk zal tot nu toe gemaakte kosten zelf dragen, gemaakt voor de schepenen van Vliermael en die van Lumpmen. Geert zal al de goederen die hem en de dochter van zijn huisvrouw in dat testament werden gemaakt nu en eeuwig mogen gebruiken zoals zijn patrimoniegoed op voorwaarde dat hij aan Peeter aanstonds 14 rinsgulden en 10 stuivers Brabants eens zal betalen. Ondertekend door Peeter Clocluijers, met een merk en daaronder stond: "ick als getuijgen hier toe geroepen. Ita est Heer Geeraert Wellens alias tSanen."

 

1606, 06 juli. Folio 166

 Pontpenningen 3 gulden 15 stuivers.

Jaspar Van Schoenbeeck heeft een perceel broek opgedragen genaamd "het Sluijsken", omtrent een half boender groot. Het behoorde eerder toe aan de kinderen van Jan Alen en Catlijn Van Doninck. Het grenst Joannes Alenus erfgenamen 1), Jan Hueveners' "Lange Doncken" 2), "die Nieu Vloet" 3) en de Laeck 4). Draagt het op tot behoef van Peeter Menten als pand en onderpand voor 5 gulden Brabants kwijtrente, elk jaar te betalen op St.-Jan Baptistendag in juni vanaf 1607. Hij heeft ervoor 75 gulden Brabants ontvangen en met deze som kan ze ook afbetaald worden in gangbaar geld als alle intresten afbetaald zijn. Het goed is enkel belast aan de kerk van Westherck met 2 rinsgulden Brabants kwijtrente en een halve stuiver grondcijns. Jaspar staat met al zijn hebben en houden garant voor een goede gichte. Bij gehele of gedeeltelijke achterstand in de betaling, ook in geval van heirkracht of overstroming, zal de koper Peeter Menten of zijn nakomelingen met één conde van 14 dagen kunnen komen tot het geleijt, gichte en rijs van de voorschreven hypotheek. Lijcop 27,5 stuivers, godts penninck een halve reael. Peeter kwam ter gichte en Jaspar ontving zijn geld.

 

1606, 07 september. Folio 167v

Gielis Reijnders, kerkmeester van Berbroeck legt een akte neer. Op 16 augustus 1606 verschenen Heer Lambrecht van Tiewinckel, pastoor, en Gielis Reijnders, tegenwoordig kerkmeester van Berbroek, voor recht. Ze trokken een vat kennepzaad en anderhalve grooten op de panden van Joannes Aleni zaliger. Er waren problemen over omdat ze geen hypotheek noch regenoten konden voorleggen. Daarom kwijten pastoor en kerkmeester de panden van Jan Aleni zaliger van een vat kennepzaad en van anderhalve grooten vermits ze ervoor van de weduwe van Alenus, Jenneke Cristiani, twintig rinsgulden Brabants ontvangen hebben, in geld zoals het in de stad Herck zijn loopt heeft. Om de kwijting te ontvangen heeft de weduwe meester Henrick Alen en Henrick zijn zoon afgevaardigd. Daarop kwijt Gielis Reijnders de panden van de voorschreven rente. Hij heeft belooft dat hij het ontvangen geld weer zal beleggen in tsGroots Hoff tot behoef van de kerk. Meester Henrick Alen kwam in de naam van Jenneke Christiani ter gichte.

 

1606, 07 december. Folio 173v

Elisabeth Hootselen, met haar geassumeerde momber Peeter Aerdts, draagt op tot behoef van Jan Thonis van Peer als man en momber van Anna Loichs haar rechten op tot de goederen van Jan Dingenen zaliger waar die ook mogen gelegen zijn, in Molem of elders. Ze doet dit "uut oirsaecken ende redenen haer moverende". Jan kwam met recht ter gichte.

 

1606, 13 december. Folio 173v

Lenaerdt Van Obbel, als kerkmeester van Lumpmen, heeft het legaat ontvangen dat Maria Windelen via testament aan de kerk gemaakt heeft. Dit testament werd heden voor deze schepenbank geproefd. Het gaat om 1 goudgulden staande op panden van Jan de Wever in Schuelen. Lenaerdt kwam in de naam van de kerk ter gichte.

 

1607, 01 februari. Folio 179v

Pontpenningen 2 gulden 5 stuivers.

Odilia Beckers alias Huijbrechts met haar door het recht geassumeerde momber, uit kracht van constitutie, hierna geregistreerd, door Maria Ridders draagt op tot behoef van Jan Valentijns anderhalf dachmael broek onder Coorsel gelegen. Het grenst Heyloff Dillen O, "des Heijlgeest beempdekens" W, de Broeckstraet Z. Voor 90 rinsgulden Brabants eens. Ze had het geld nog niet ontvangen. Het is onbelast met uitzondering van grondcijns. Godtspenninck 1,5 stuivers, lijcop nae landtcoop. Jan Valentijn kwam ter gichte. Het sorteert half in de Brabantse bank en daarom wordt hier het pontgeld betaald voor de helft, 2 gulden 5 stuivers.

Constitutie.

Wij Jan Van Duijnen Loeijens, Adriaen Diericxs schepenen in Leerdam verklaren dat voor hen de weduwe Marike Ridders verscheen, wonend met haar twee dochters binnen de stad van Leerdam. Ze verscheen met haar gekozen voogd Adriaen Dierix, borger van deze stad, voor deze akte omdat ze weduwe was van mr. Huijbrecht Beckers. Ze maakte machtig en constitueerde mits deze haar twee dochters, met namen Dileken en Susanneke Huybrechts "geprocreert" door mr. Huybrecht Backers als voor. Ze mogen in haar naam in het land van Luijck, zowel binnen Beringen als in Coorsel in het land van Lummen, of in Brabant huren en renten innen, goederen verkopen, schulden invorderen, kwijting geven enz. alsof Maria Ridders zelf zou aanwezig zijn. De schepenen zegelden de akte op 25 juni 1606 stilo veteri met twee zegels in groene was in presentie van de secretaris G. Van Diemen.

 

1607, 15 februari. Folio 180v

Peeter Aerdts, uit kracht van procuratie aan hem gegeven door Jan Thonis, hierna geregistreerd, draagt op tot behoef van Henrick Hoetselen: A) een stuk land aan "de Knoeps Eijck" gelegen, genaamd "het Berch Bloeck", grenzend Jan Aerdts 1), die kaerbane 2), Henrick voorschreven 3) en "die Kentens Eerde" 4); B) de helft van een stuk land op den Langenwech waarvan Quinten Reynders de wederhelft heeft aan de zuidzijde en Henrick aan de noordzijde. Het geheel goed grenst "de Veltstraet" 1), Jan Dries 2), Jan Korstens en Jan Oems 3); C) een sille broek op " 't Bauwendonck" gelegen, grenzend Lambrecht Aerdts 1), Geert Martens 2), Mathees Aerdts 3), Henric Spuens en Henric Alen 4); D) "den Halven Cuijpers Hoff" in Molem waar Quinten Reynders de wederhelft van heeft. De hele hof grenst Aerdt Reynders 1), "het Waswater" 2), de straat 3) en de erfgenamen Cornielis Willekens 4); E) de helft van een goed genaamd "het Lindekens" waar Peeter Lemmens vanwege zijn vrouw de wederhelft van heeft aan de noordzijde gelegen. Omdat in de procuratie geen spraak is van de halve Cuypers Hoff en van de helft van het Lindekens, heeft Henric verklaard dat de stukken deel uitmaken van eenzelfde koop. Totale koopsom bedraagt 80 rinsgulden Brabants boven lasten en Jan Thonis' huisvrouw krijgt 2 gulden 11 stuivers als een kermis en nog 18 stuivers 1 oort Brabants van hoefrechten die Jan Thonis in de ontvangst van zijn gicht van Elisabeth Hoetselen schuldig was. Godts penninck 1,5 stuivers, lycop nae landtcoop. Henric kwam ter gichte.

Procuratie. Copij uit het schepenregister van de stad Peer.

Op 29 januari 1607 verschenen voor de justitie van Peer Jan Thonis alias Quintens en Anneken Loichs zijn wettige vrouw, die in Peer wonen. Ze hebben samen geconstitueert en onwederroepelijk machtig gemaakt Peeter Aerdts secretaris van de Loonse justitie in Lumpmen, die in Lumpmen woont, om in hun naam te ontgoeden en te ontgichten twee stukken land die zij onder die justitie daar liggen hebben in Molem. Het ene stuk heet "den Langen wech" omtrent een "knoops eijck" op den Molemschen Berch en het ander stuk "die Halff Schomme" binnen Molem bij het Lindekens Velt. Verder gaat het nog om een zille broek opt Baendonck gelegen zoals de registers verder zullen uitwijzen. Aerdts moet deze stukken land en de bemd opdragen en gichten aan hun neef Henric Hoetselen die in Lummen woont. Ondertekend door Giel Schoeffkens secretaris van de justitie van Peer.

 

1607, 02 maart. Folio 184

Nadat Cornelis Luekens tot behoef van Henrick Van Hengel huis en hof in Schuelen aan de kerk opgedragen had en Cornelis daarna het goed in de naam van zijn kinderen had "genamptiseert" tussen halm en heer om het goed te approximeren (vernaderen), heeft Henrick daarmee ingestemd. Het goed gaat dus terug naar Cornelis mits deze de kosten zoals lijcop terugbetaalt aan Henrick. Cornelis kwam weer ter gichte en hij belooft dat hij Gielis Cox zal ontlasten van het onderpand dat deze voor hem heeft gesteld in de tijd dat hij dit huis en hof gekocht heeft.

 

1607, 29 maart. Folio 184v

Franchois Spreemont en mr. Henrick Alen, respectievelijk officier en schepen, hebben een gichte aangebracht die voor hen gepasseerd is. Op 12 februari 1607 draagt Peeter Geerts tot behoef van Jan Bleuckmans, zijn schoonzoon (behout soens), huis en hof met aanhang op zoals hij met brandende kaars verkregen heeft tegen het kind van Vincent Van Buijlen en Elisabeth Geerts. Voor de lasten zoals hij die zelf ontvangen heeft, met uitzondering van 10 rinsgulden Brabants jaarlijks die hij zelf al heeft afgekweten aan de eerwaarde vrouwe en "prelatersse" van Rottom. Deze 10 gulden zullen Bluecmans helpen zodat hij de andere lasten kan betalen. Bij het verkrijgen van deze goederen heeft Peeter Geerts aan het kind of haar representanten tot verzekering een onderpand moeten stellen dat in Schuelen gelegen is. Na de dood van Peter en zijn echtgenote zal dit onderpand toevallen aan Jan Bleucmans en daarom transporteert hij het nu aan hem, met reserve van zijn vruchtgebruik. Na de dood van Geerts moet Bleucmans aan de pastoor van Schuelen jaarlijks 5 stuivers geven en aan het kerkfabriek 15 stuivers jaarlijks om respectievelijk zijn zondagsgebed te laten doen en "commemoratie der defuncten gehouden te worden". Dit is een strikte voorwaarde en als deze publicaties niet gebeuren, spelen ze deze 5 stuivers kwijt en vallen deze toe aan de armen van Schulen. Deze last staat te kwijten met 20 gulden lopend geld. Jan Bleucmans kwam ter gichte.

Op 8 juni 1628 kwijt Aerdt Stapparts kerkmeester van Schuelen deze panden, die nu toebehoren aan Marie Pauwels dochter van Reijnder, van deze 20 stuivers jaarlijks zoals de kerk erop trok. Hij ontving het kapitaal en de verlopen.

 

1607, 29 maart. Folio 185v

Scheiding en deling tusen de kinderen van Willem Wijgaerts en Dimpna Meerhouts, namelijk Henrick, Jan en Anna Wijgaerts.

Aan Henrick Wijgaerts viel: 1) een beem onder Schuelen aan de Haex Brugge gelegen, waarin Peeter Menten het vierde part heeft vanwege zijn huisvrouw. Deze beemd grenst Adriaen Minbiers, Jacobs Schats, die Crieckels Laeck en den Molewech. 2) 3,5 vat saeijens in een stuk land genaamd "die Wolffs Kele" waarin Jan Wijgaerts 3 vat land zijn toegedeeld. 3) "den Sterffpierinck" en 1 gulden in (niet aangevuld)

Jan Wijgaerts kreeg: 3 vat land in "de Wolffs Kele"; de helft van een stuk broek genaamd "het Schaveij", grenzend Peeter Aerdts, Gielis Coecx en de Laeck; 5 rinsgulden jaarlijks onder Wijer op panden van Aerdt Wijgaerts.

Henrick Van Heerl als momber van zijn huisvrouw Anna Wijgaerts is gevallen de wederhelft van het voorschreven "Schaveij"; "het Conijnen Veldeken" in Schuelen gelegen, grenzend de straat, Jan Leijten; 3 rinsgulden en 13 stuivers jaarlijks op panden van Bernaert Van Sassenbroeck.

 

1607, 29 maart. Folio 186

Jan Van Herck draagt op tot behoef van Bernaert Ceijsens 11 stuivers jaarlijks uit een rente van 2 rinsgulden 15 stuivers jaarlijks staande aan panden van Huijbrecht Houben in Coorsel: een stuk broek genaamd "den Meijgoer", grenzend Jan beckers 1), des heeren straet 2) en de schans 3). Voor 8 rinsgulden Brabants eens en 10 stuivers. Bernaert Cerijsens kwam ter gichte.

 

1607, 29 maart. Folio 186

Pontgeld 2 gulden 4 stuivers.

Mathijs Claes draagt op aan Bernaert Ceijsens 2 rinsgulden en 4 stuivers jaarlijks, uit de voorgaande rente. Dat maakt dus samen 2 gulden 15 stuivers. Voor 44 rinsgulden Brabants. Godspenninck een halve reael. Mathijs belooft garantie voor een goede gichte. Bernaert kwam ter gichte.

 

1607, 19 april. Folio 187

Jacob Van Heerl, uit kracht van de hierna geregistreerde procuratie aan hem gegeven door Wilbort Vanden Eijnde, draagt op tot behoef van Jan Celen een wijer genaamd "het Vosselen", grenzend de erfgenamen Jan Boeijen 1), de gemeente in 2 zijden en "den Varewech" 4). Deze wijer is verkocht met nog andere wijers die lenen zijn onder onze heer. Hij wordt gerekend op 40 rinsgulden, godspenninck een halve reael, lijcop nae landtcoop. Jan Celen is met recht ter gichte gekomen.

Procuratie. Wilbort Vandeneijnde verscheen bij de notaris. Hij woont tegenwoordig in de grote toren van het huis Vander Horst onder de parochie van Sint-Peeters Rode. Hij constitueert en maakt machtig Jacob Van Heerl alias Brugmans, schepen van de Brabantse bank van Lumpmen, om in zijn naam op te dragen, te goeden en te gichten, te erven en de eed te ontslaan in 3 percelen wijers gelegen onder het dorp Lumpmen. Ze zijn gedeeltelijk leen en gedeeltelijk cijnsgoed "onder den heere des dorps ter plaetse genaempt Gestel". Opdragen aan Jan Celen en zijn nakomelingen. Ze zijn vrij van alle commeren en enkel de ene wijer geldt een oord heeren cijns. Voor de rest is er nog een last van 20 stuivers erfelijk aan de anniversarien van Beringen. Al wat Jacob Van Heerl doet, is goed gedaan. 15 mei 1604 ten huize van Wilbort in presentie van Peeter van Momdorp en Rombout Duermans. Joannes Duermans, notaris.

 

1607, 26 april. Folio 189v

Aerdt Frerix draagt op tot behoef van Mathijs Peeters een stuk broek genaamd "die Plessche" grenzend de Laeck 1), Jan Van Gelmen 2), "den Spuijen Dijck" 3) en Thijs Peeters voorschreven 4), voor 120 rinsgulden Brabants en aan de huisvrouw van de verkoper 8,5 rinsgulden voor een kermis. Voor deze som heeft Mathijs Peeters aan Aerd Frerix in Spalbeeck 20 stuivers jaarlijks gegicht voor 20 rinsgulden en voor de 100 gulden zal Mathijs aan Aerd jaarlijks 6 rinsgulden gelden. Deze staan te kwijten met 100 rinsgulden lopend geld. Aerdt garandeert dat het goed slechts belast is met cijns en 1 alde groot aan de kerk van Schuelen. Godtspenninck een halve reael, lijcop 30 stuivers. Mathijs kwam ter gichte.

 

1607, 26 april. Folio 190

Mathijs Peeters heeft tot behoef van Aerdt Frerix het bovenstaande stuk broek opgedragen en daarbij een goed dat daarnaast ligt tot pand voor 6 rinsgulden jaarlijks, te kwijten met 100 rinsgulden "lopende paeij" en met rente naar verloop van tijd. Aerdt Frerix kwam ter gichte met recht.

 

1607, 02 mei. Folio 190

Peeter Menten van Herck heeft ontvangen het versterf dat Anna Prijs de moeder van zijn huisvrouw, Thomas Prijs en Margriet Van Ham is aangekomen na de dood van Genoveva van Ham, waar Oriaen Porters onlangs als tochter is uitgestorven. Het gaat om een perceel broek genaamd "den Smoutbampt", grenzend den commandeur van Bernesum 1), de H. Geest van Herck 2), de erfgenamen Peeter de Wuest 3) en de "Colen Herck" 4); nog een half bonder land opt Bruijninx Velt waartegen Aerdt Wilsens een half bonder heeft; nog een stuk broek in Schuelen omtrent de schans gelegen genaamd "den Cruijtbeempt"(?); nog een half bonder land op den Belick grenzend het convent van Herckenroeij 1), het gasthuis van Herck 2), Peeter Menten 3) en de straat 4). Peeter Menten kwam in de naam van de moeder van zijn vrouw en haar metgeringen ter gichte met recht.

 

1607, 02 mei. Folio 190v

Marge: "is in de laethof vande Heijlichijt".

Peeter Menten voorschreven heeft ontvangen in de naam van de kerk van Herck het goed dat de kerk is gemaakt via testament van Genoveva Van Ham en Oriaen Porters: een stuk beemd bij Dalem gelegen, grenzend de Groot Herck 1), de Cleijn Herck 2), de straat 3). Peeter Menten kwam in de naam van de kerk ter gichten.

 

1607, 04 mei. Folio 190v

Peeter Cornelis, voor zichzelf en voor zijn broeders Gielis en Jan en zijn zuster Brigida Cornelis heeft ontvangen de nalatenschap na de dood van Catharina Geerts hun nicht: een stuk land in Castel onder Coorsel gelegen, grenzend Jan Claes 1), Wouter Roesboems 2), de Veltstraet 3) en de Winterbeeck 4); een beemdje grenzend Valentijn Claes 1), Mathijs Weerts 2), de Winterbeeck 3) en de voorschreven kinderen 4); een stuk land aan het huis gelegen, palend Jan Hultermans 1), Jan Kenens erfgenamen 2), de Brabantse uutfanck 3); een hoeve met een schaapstal daar tegenover staande en wat hier nog mocht sorteren. Ze kwamen ter gichte.

 

1607, 23 april. Folio 191

Marge: is betaelt

In presentie van de wetten werd op bovenstaande datum een rekening van Aerdt Swijsen overgegeven, overzien en opgeteld. Het resultaat was dat de voorschreven Swijsen aan de gemeente 186 gulden zou vinden en aan die van Coorsel 92 gulden 2 stuivers. De rentmeester Aerdt Swijsen zei bovendien dat hij voor de gemeente nog 281 gulden 5 stuivers heeft uitgegeven (verleet). Samen gaat het om 467 gulden 5 stuivers die onze gemeente hem schuldig blijft en die binnen het jaar moet terugbetaald worden met een rente van 7%. Indien niet tijdig wordt betaald, zal de gemeente met het gehele corpus moeten garant staan en hypotheek doen. Het uitgegeven geld werd gebruikt om te betalen "alsulcke penningen als hare hoicheden van Brabant sijn geaccordeert voir het confirmatie des landts previlegien". Opgemaakt in presentie van de drij justiciën en gezworenen en ondertekend door Peeter Aerdts secretaris van de Loonse schepenbank en Johan Lijnen secretaris van de Brabantse bank, Spreemont Loons meier, Wouter Vanden Vinne Brabants meier.

 

1607, 10 mei. Folio 191v

Meester Henrick Op Straet als afgevaardigde van mr. Jan en joffr. Cornelia Meerhouts heeft opgedragen tot behoef van Frans Stappaerts een hof gelegen in Schuelen, genaamd "den Schuer Hoff", grenzend Huijbrecht Wouters 1), huis en hof van hetzelfde goed 2), de straat 3); "den Langen Hoff" palend huis en hof voorschreven 1), Peeter Menten 2), "den Boonhoff" 3) en de straat 4); een stuk land met een heide aan de Manen Straet grenzend Jan Lemmens 1), Willem Vanden Roeij erfgenamen 2), mr. Robeert Van Elsrack 3) en de straat 4); "den Backhuijs Hoff" palend Peeter Menten 1), mr. Jan Neven erfgenamen 2), Jan Stas 3) en de straat 4); 8 roeijen broek in de Zeelbeempden genaamd "den Poel", grenzend Jacob Schats 1), Jan Fries 2), Helena Taelmans 3); een "stege" aan den Stap gelegen waarvan jaarlijks aan de legaten in Herck moet betaald worden 10 stuivers omdat die daarvoor in erfcijns is genomen. Deze goederen zijn, samen met andere sorterend onder diverse hoven, verkocht. Het gedeelte dat hier sorteert wordt geschat op 720 rinsgulden Brabants eens boven de volgende lasten: 6 halsters koren aan de armen van Herck, des heeren chijns. De koopsom werd voor de helft betaald op de gicht en de andere helft moet betaald worden voor de verjaardag. Lijcop nae landtcoop, goedts penninck 11 stuivers 1 ort. Frans kwam met recht ter gichte.

Constitutie. Burgemeesters, schepenen en de raad van de stad Culenborch doen cond dat voor hen op 5 januari 1607 joffr. Maria Zeebrechs weduwe "ende bodelhauster" verscheen als vruchtgebruikster van haar man mr. Liebrecht Meerhouts zaliger. Er werd haar door het recht een momber verleend en daarnaast waren aanwezig mr. Jan Meerhouts en jofr. Cornelia Meerhouts, ook met een toegekende momber, als erfgenamen van de voorschreven mr. Liebrecht Meerhouts, hun vader. Ze machtigen en vaardigen af Henrick Op Straet, hun neef, en hun neef Huijbrecht Vaes om in hun naam de goederen, landen en renten te verhandelen die zij omtrent Herck en Donck op het Roeijervelt, Halbeecker Velt, Roeijerbroeck, opden Belick, Bruijninx Velt, Schuelen en elders in die buurt hebben liggen en die zijn afgekomen van mr. Liebrecht voorschreven en van hun aandeel in de nalatenschap van zijn broer mr. Liebrecht Vander Molen. De afgevaardigden mogen handelen in naam van de voorschreven personen alsof zij er zelf bij waren. Gezegeld met het zegel van de stad Culenburch in groene was.

Op 18 december 1608 verklaarde mr. Henrick Op Straet dat hij volledig werd voldaan van Frans Stappaerts van de voorschreven verkoop, tevens van de leengoederen en van de goederen in andere hoven sorterend.

 

1607, 10 mei. Folio 193

Huybrecht Vaes en Peeter Menten dragen op tot behoef van Jan Bremers een hei gelegen in de Roeijen Straet in Schuelen, grenzend Hubrecht Vaes 1), Dierick Palmaerts 2), de straat 3) en Jan Bremers voorschreven 4). Voor 40 rinsgulden Brabants eens, waarvoor Jan Bremen jaarlijks 2 rinsgulden Brabants zal betalen. Te kwijten tegen 5% en in geld zoals het gangbaar zal zijn ten tijde van de afbetaling en met rente naar verloop van tijd. Valdag op Sint-Job. Het goed is belast met 4 stuivers aan Huijbrecht Vaes voorschreven en met 4 stuivers of 3 alde groot aan Peeter Bollen, met 's herencijns. Lijcop 12 stuivers, godtspenninck 1 blanck. Jan Bremers kwam in het goed ter gichte.

 

1607, 18 mei. Folio 194

Henrick Convents, voor zichzelf en voor zijn metgeringen Peeter, Jan, Frans en Catharina Convents, releveert het versterf dat hen na de dood van Catharina Geerts, hun nicht is aangekomen: een stuk land in Castel onder Coorsel gelegen, palend Jan Claes 1), Wouter Roesboems 2), de Veltstraet 3), de Winterbeeck 4); een beemdje grenzend Valentijn Claes 1), Mathijs Weerts 2), de Winterbeeck 3); een stuk land aan het huis gelegen, palend Jan Hultemans 1), Jan Kenens erfgenamen 2), de Brabantse uutfanck 3); een "hoeffve" met een schaapstal daar tegenover staande en al wat hier voor de rest nog sorteert. Henrick Convents kwam voor zichzelf en voor zijn metgeringen ter gichte.

 

1607, 31 mei. Folio 194v

Jaspar en Peeter Hoeffmans releveren de nalatenschap hen aangekomen na de dood van hun broer Mathees Hoeffmans en waar Brigida Mentens onlangs als tochtster is uitgestorven: huis en hof met een stuk broek daaraan in Vuertken gelegen, grenzend de straat 1), Peeter Smeets erfgenamen 2), Blasarus Van Houdt 3). Ze kwamen ter gichte.

 

1607, 31 mei. Folio 196v

Michiel, Mathees, Jan en Frans Hoens releveren de nalatenschap die hen na de dood van hun vader Jan Hoens is aangekomen: 22,5 rinsgulden jaarlijks op panden van Dierick Palmaerts in Schuelen. Michiel kwam voor zichzelf en voor zijn metgeringen ter gichte met recht.

 

1607, 31 mei. Folio 196v

Willem Geerts releveert het versterf dat hem is aangekomen na de dood van zijn dochter Catharina Geerts: een stuk land onder Coorsel gelegen, grenzend Jan Claes 1), Wouter Roesboems aan de andere zijden; een beemdje grenzend de Winterbeeck en Valentijn Claes; een stuk land aan het huis palend Jan Hultemans en Jan Kenens erfgenamen; een "hoeffve" met een schaapstal daar tegenover en al wat hier nog sorteert. Willem kwam ter gichte met recht.

 

1607, 31 mei. Folio 197v

Aerdt Convents, uit kracht van speciale procuratie aan hem gegeven door mr. Geerdt Corselius op 26 mei 1607 gepasseerd voor Adam van Choir priester en notaris, heeft opgedragen tot behoef van het convent van Everbode 12 rinsgulden jaarlijks zoals hij trekt op panden van Valentijn Claes in Coorsel. De rentebrief dateert van 31 mei 1571. Overgedragen voor 200 rinsgulden Brabants eens, godts penninck 1 ernestus. Peeter Leijsen is in naam van het klooster met recht ter gichte gekomen.

Constitutie. Op 26 maart 1607 verscheen bij de notaris de eerwaarde en hooggeleerde heer en meester Geeraerdt Corselius doctor in beide rechten en eerste professor in de wereldlijke rechten aan de universiteit van Loven. Hij maakte machtig mits deze akte Aerdt Convents om in zijn naam te verschijnen voor de schepenen van Lumpmen, laten van het cijnshof en heerlijkheid van Everbode onder Coursel gelegen en overal elders om daar tot behoef van de prelaat en het klooster van Averbode de volgende renten op te dragen die hem via deling van zijn vaderlijke goederen zijn aangekomen als via transport door Jan Roosen als man en momber van joufr. Maria Corselia en Mathees Vanden Roeij als man en momber van joufr. Elisabeth Corselia zijn zusters en mede-erfgenamen. Hij draagt elk van de renten op met een jaar verloop. Deze renten zijn:

·een rente van 12 gulden vallend op Sint-Catlijnen dach. Deze rente is in 1571 op de laatste dag van mei bekend door Pouls Geerts tot behoef van mr. Peeter Kenens, licentiaat in beide rechten en vader van de voorschreven heer comparant, voor de schepenen van Lumpmen buiten ten Loons recht op panden volgens beschreven in de rentebrief.

·een rente van 3 rinsgulden vallend op Sint-Jansavond, gecreëerd in 1546 op 25 juni voor de laten van het cijnshof van Everbode onder Coorsel gelegen. De rente werd bekend door Mathijs Connus(?) tot behoef van Jan Liebens en daarna op 10 juni 1566 door Lenaerdt Quintens als man en momber van Catharina Liebens voor de voorschreven laathof opgedragen tot behoef van de voorschreven mr. Peeter Kenens.

·een rente van 3 gulden vallend op Remeijsdach, voor de laten van het cijnshof van Everbode op 28 september 1540 bekend door Govaert Goeijens van Diest op panden vermeld in de brief tot behoef van mr. Jan Liebens van Zuijlre en daarna in 1566 op 10 juni door de voorschreven Lenaerdt Quintens opgedragen voor het laathof tot profijt van mr. Peeter Kenens.

·een rente van 1 rinsgulden voor de schepenen van Lummen buiten ten Brabants recht in het jaar 1549 op 22 juni bekend door Jan Goeijens tot behoef van Coenen Van Postel en daarna voor dezelfde schepenen in 1557 opgedragen door Vincent Rapaerts in aanwezigheid van Coenen van Postel, zijn huisvrouw, tot behoef van Catlijn Liebens. Vervolgens werd ze in 1560 op 10 juni door Lenaerdt Quintens als man en momber van Catlijn Liebens voorschreven opgedragen tot behoef van mr. Peeter Kenens voorschreven. De valdag is Sint-Magdalenadag.

·een rente van 2 gulden op de goederen van Peeter Convents door deling tussen de voorschreven kinderen van mr. Peeter Kenens, hen aangekomen van het sterfhuis van Maria Van Houdt. Valdag 24 april, volgens de inhoud van hun kaveling van 24 april 1588.

Opgemaakt in Loven in het woonhuis van de heer comparant in presentie van heer en meester Jan Poelmans licentiaat in beide rechten en Christoffel Cloet baccalaurens in de rechten, getuigen. Getekend Adam van Choir priester en openbaar notaris.

 

1607, 31 mei. Folio 199

Michiel Pellens momber van zijn huisvrouw Cristina Moens draagt op tot behoef van Mathijs Hoeffmans een stuk land genaamd "die Schijthage", grenzend Aerdt Frerix 1), die Veltstraet 2), Servaes Lambrechs erfgenamen 3) en Daneel Jans 4) als "borchtocht" voor 3 rinsgulden jaarlijks zoals Michiel Pellens en zijn zwager Willem Coecxn aan Mathijs op 14 mei laatstleden hebben gegicht in de bank van Suijlder, als verzekering voor de waarde van de rente opdat Mathijs daar eventueel zijn verhaal aan kan hebben. Willem Coecx staat met zijn goederen garant voor zijn zwager voor zijn helft. Hij staat bovendien garant voor de rente van 2,5 gulden jaarlijks zoals hij onlangs aan Peeter Aerdts heeft gegicht tot last van "die Schijthage" met "de Schomme". Dit is gebeurd voor hun deling en nu is de Schijthage aan zijn zwager Michiel ten deel gevallen.

 

1607, 19 juli. Folio 199v

Franchois de Spreemont, uit kracht van constitutie aan hem gegeven door Catharina Neven en hierna geregistreerd, stemt in met de gicht en verkoop zoals haar man Pouls Coels tegen Johanna Christiani gedaan heeft. Constitutie van 11 juli 1607 voor notaris Henricus Alenus en getuigen Henricus Van Bree en Jacobus Vanden Broick. Catharina Neven, huisvrouw van wijlen Isaeck Roelants, nu gehuwd met Paulus Coels, stemt in met de verkoop die haar man Pauls heeft gedaan tot behoef van Joanna Christiani weduwe van Joannes Aleni zaliger. Het gaat om 4 mudden haver en een vet schaap jaarlijks op panden van Pasque de Mengerve in Condrois; 3 mudden spelt erfelijk op panden van Jan del Not (Rot?) in Juppille; 3 mudden spelt op panden van Niclaes Bernaerts in Juppile. Tot verzekering stelt ze tot pand al haar goederen in Lumpmen en elders gelegen. Voor het regelen van de administratie vaardigt ze de heer Franchois de Spreemont, schout in Herck, af en Henricus Alenus junior.

 

1607, 25 augustus. Folio 200

Mathees Hueveners voor zichzelf en voor Cristiaen, Jan, Aleth, Maria Hueveners en Anna Hueveners, ook voor Peeter Pincxten momber van zijn vrouw Anna Hueveners en voor Jacob Hermans als momber van zijn vrouw Maria Hueveners, Oriaen Oriaens momber van zijn huisvrouw (deze laatste staat niet vermeld in de gichte maar wel in de aanhef) heeft het versterf ontvangen dat hen samen is aangekomen na de dood van Maria Bullekens, hun nicht: een beemd in Vuertken gelegen genaamd "Smeijers Beempt", grenzend Henric Luyten 1), Henrick Wijnen 2), de straat 3) en Mathees Hueveners; een stuk land in de Geijtelinge, groot vier halsters, grenzend Maria Luijten 1), die Veltstraet 2). Ze kwamen ter gichte met recht.

 

1607, 30 augustus. Folio 200

Jacob Joris, Henrick Vander Vliet, Joris Wilborts en Joris Bollekens releveren elk apart het versterf dat hen na de dood van hun nicht Maria Bollekens is aangekomen, zoals hiervoor gespecificeerd staat. Ze kwamen ter gichte. Ander schrift dan gichte hiervoor.

 

1607, 05 september. Folio 200v

Huijbrecht Germeijs, met instemming van zijn huisvrouw Barbara Van Camp, draagt op tot behoef van Jan Hueveners, zijn kozijn, een stuk broek genaamd "die Lange Doncken " onder Schuelen, een boender groot, grenzend mr. Lambrecht van Stapel met zijn metgeringen 1), "het nieu graeff werck" 2), Jaspar van Schoenbeck 3), de erfgneamen Jan Alen en Jan Huveners voorschreven 4). Voor 60 gulden Brabants eens boven alle lasten. Lycop 2 gulden, godtspenninck 11 oord. Na het opdragen kwam Jan Hueveners op 6 december daarna met recht ter gichte.

 

1607, 06 september. Folio 200v

Henrick Convents releveert het versterf dat hem na de dood van zijn ouders is aangekomen: huis en hof met twee "hueff" en een beempdeke bij elkaar in Coorsel gelegen, grenzend de straat 1), Jan Tsroeijen ter andere; een beempdeke gelegen in de Broecstraet; een beempt in Oversel gelegen; een stuk broek genaamd "den Grammaert"(?); "de Paelmans Hoeff" en al wat hier nog sorteert. Henrick is ter gichte gekomen.

 

1607, 05 september. Folio 201

Jan Stas draagt op tot behoef van mr. Huijbrecht Uselinx 11 rinsgulden 4 stuivers Brabants jaarlijks zoals hij trekt op panden van Huijbrecht Wouters in Schuelen gelegen, volgens de eerste gichte van 5 oktober 1598. Franchois de Spreemont kwam in naam van Huijbrecht voorschreven met recht ter gichte.

Conditie hiervan. 17 februari 1604 verschenen mr. Huijbrecht Uselinx 1) en Dierick van Rouckourt en Jan Stas 2). Mr. Huijbrecht had verhuurd aan Dierick voorschreven zijn huis en hof met aanhang gelegen buiten de Curinger Poorte, genaamd "den Vorssen Poel" voor een toust van 3 opeenvolgende jaren met ingang van half maart eerstkomend 1604. Dierick zal voor de woning jaarlijks betalen 75 gulden BB, op half maart 1605 voor het eerst. In het laatste jaar moeten de partijen elkaar een half jaar van tevoren opzeggen. Mr. Huybrecht houdt uit de huur het water rondom en de hof waar het duifhuis in staat met de doorgang zo dikwijls als het hem belieft. Dierick moet het onderhouden op zijn last in zoverre het goed strekt dat hij gebruikt. De huurder zal geen soldaten, van welke partij ook, 's nachts of bij ontijden herbergen tenzij in uiterste nood daartoe gedwongen. Mr. Huijbrecht zal de bakhoven naar behoren doen hermaken, maar Dierick moet hem daarna onderhouden. Mr. Huijbrecht zal van het huis, stallingen enzovoort de daken en wanden, glazen vensters doen repareren en Dierick zal ze onderhouden van de onderste "rijckel" neerwaarts tot de "plaeijen" toe zonder onderhouden maar niet meer. Indien er een glazen venster gebroken "oft geschent" wordt, zal de huurder dat op zijn last moeten doen maken. De huurder moet de schouwen tijdig doen vegen opdat er geen brand door geschiede. Hetgeen er aan hout- of ijzerwerk in het huis gevonden wordt, zal de huurder bewaren en in het afvaren daar laten. Jan Stas, schoonvader van de huurder zal nog bijkomende borg opdragen: een rente van 11 gulden 4 stuivers Brabants jaarlijks. Godtspenninck 1 ernestus. Opgemaakt in het huis van de weduwe Robeerts van Ardennen binnen Hasselt in de Capelstraet in presentie van Jan Vos van Spalbeeck en Marten Shasen van Steijvordt. Ondertekend door Arn. Van Elsrack notaris.

 

1607, 20 september. Folio 202

Elisabeth, Sijcken, Maria en Dimpna Coppens kinderen van Jacob Coppens zaliger en Maria Coppens releveren het versterf dat hen is aangekomen na de dood van Sijcken Coppen hun grootmoeder: en stuk broek in Oversel gelegen, grenzend Jan Nobels 1), Henrick Keeskens erfgenamen 2), "den Hoigen Bosch" 3) en "den Cobbaert" 4). Jan Nobels kwam in de naam van de partijen ter gichte. (Cuppens)

 

1607, 20 september. Folio 202

Jan Nobels releveert het voorschreven versterf in naam van zijn kinderen verwekt met Lijsbeth Cuppens zaliger. Jan Nobels kwam voor zijn kinderen ter gichte.

 

1607, 04 oktober. Folio 202v

Blasarius Van Hout, als armenmeester van Coorsel, kwijt de panden van Jacob, Frans en Maria Wijnen van 20 stuivers jaarlijks, zoals de Armen daarop trokken. Het geld dat hiervan kwam, 20 gulden BB, is met ander geld aangelegd aan panden van Dionijs Jeuris in den hoff van Everbode onder Coorsel. Peeter Wijnen is in de naam van de kinderen ter gichte gekomen.

 

1607, 18 oktober. Folio 203

Jan Van Uutroeij draagt op tot behoef van Jan Lompen een hoffstadt met een hof daarbij gelegen in Schuelen, genaamd "die Lomp", grenzend de straat aan twee zijden, Jan Van Buijlen 3) en Ambrosius Vander Eycken 4); een hei daaraan gelegen, grenzend Maria Geerts 1), de straat 2), 3) (niet) en dezelfde 4). Opgedragen voor de uitgaande lasten: 11 rinsgulden 2 stuivers aan de erfgenamen Aerdt inde Croon in Curingen, Jan Baerdemakers erfgenamen twee gulden 8 stuivers, Servaes Joupen 10 stuivers, Geert Coex 2,5 gulden, boven "brantschat" en cijns. Jan Lompen zal aan Jan Van Utroeij nog 2 philipsdaelders geven. Loich Stappaerts is in de naam van Jan Lompen ter gichte gekomen. Solvit van pontgeld een halve ernestus.

Marge: nota XI gulden ende 2 stuivers.

 

1607, 08 november. Folio 205v

Catharina en Elisabeth Hoeffmans releveren het versterf dat hen na de dood van Mathees Hoeffmans, hun oom, is aangekomen en waar onlangs Brigida Mentens als tochtster is uitgestorven: het derdedeel van een hof in Vuerten onder Coorsel gelegen; een beempt van 3 dachmael groot, het derde part ervan aan de voorschreven hof gelegen. Gielis Mentens is als momber van de kinderen met recht ter gichte gekomen.

 

1607, 08 november. Folio 205v

Mr. Henrick Op Straet met zijn metgeringen, uit kracht van procuratie van dezen zoals men zal vinden geregistreerd voor de schepenen van Brabants recht op 6 september 1607 (er staat 1507), draagt op tot behoef van Jan Knaep een stuk erf in "den Hoigen Bossch" gelegen, grenzend dezelfde Jan Knaep W, Anthonis Leijsen cum suis O, de Alde Beeck N, de gemeijn heij Z; nog een stuk erf genaamd "Boseewit", palend Bartholomees Smeets 1), de Alde Beeck 2), Thomas Cremers erfgenamen 3) en de erfgenamen Huijbrecht Op Straet 4). Voor 29 gulden 5 stuivers BB, waarvan 7 gulden 10 stuivers betaald werd. De rest half maart eerstkomend te betalen. Enkel belast met cijns. Het hout dat erop staat is aan Jannen Knaep geschonken. Godtspenninck 6 stuivers, lijcop nae landtcoop. Jan Knaep is met recht ter gichte gekomen.

 

1607, 22 november. Folio 206

Daneel Lueckens draagt op tot behoef van Lenaerdt Van Swartebroeck huis en hof in Schuelen aan de kerk gelegen, grenzend de straat 1), het kerkhof 2), de Mierstege 3) en de schutterskamer 4). Voor 60 rinsgulden Brabants eens te betalen op datum van gichten, boven alle opstaande lasten. Omdat Daneel een onderpand gesteld heeft voor 25,5 rinsgulden Brabants jaarlijks die Henric Paesmans kinderen daarop jaarlijks trekken, draagt Lenaerdt als contraborg tot behoef van Daneel een rente op van 6 rinsgulden jaarlijks zoals hij trekt op huis en hof van Henrick Clavers in Schuelen; nog 2 heikes aan de schans van Schuelen gelegen waarvan hij het ene heeft verkregen tegen Cornelis Tuijmelers en het ander van de rector van het Onser Liver Vrouwen altaar in Lumpmen, als garantie voor het onderpand van Daneel voor deze rente. Lijcop nae landtcoop, godtspenninck een halve reael. Het huis moet dringend gerepareerd worden en Lenaerdt zal het door de wet laten visiteren. Hij zal dan hetgeen nodig is, laten maken. Indien iemand daarna het goed wilde "onderstaen" (vernaderen), zal deze de herstellingskosten moeten terugbetalen.

 

1607, 22 november. Folio 206v

Geleijt genomen door Franchois Spreemont op panden Servaes Joupen.

Nadat Franchois Spreemont als officier van het land van Lumpmen zolang geprocedeerd had op panden van Servaes Joupen, die door Servaes als borgtocht gesteld waren voor een compositie, was de zaak zover gekomen dat de schepenen de zaak oud genoeg van genachte wezen en ze wezen om Servaes te bedagen tot het geleijt. Op vandaag, de voorziene dag van geleijt, heeft Franchois Spreemont in naam als boven verder recht verzocht. Henrick Everaerts, onze gezworen bode, heeft onder eed verklaard dat hij Servaes zowel tot de aanspraak als tot het geleijt bedaagd heeft. Servaes verscheen niet en ook niemand in zijn naam. Daarop werd aan Franchois Spreemont in de naam voorschreven volgens het schepenvonnis hout en risch geleverd in een teken van eigendom en hij werd in de besproken panden gegicht en gegoed met recht.

 

1607, 13 december. Folio 208

Maria en Anna Loets releveren het versterf dat hen na de dood van hun halfbroeder Joris Boonen is aangekomen: zijn deel van een beemd in Vuertken gelegen, genaamd "Smeijers Beempt", grenzend Henrick Luijten 1), Henrick Wijnen 2), de straat 3) en Mathees Hueveners 4); nog een stuk land in "de Geijtelingen", 4 halster groot, palend Maria Luijten 1), de Veltstraet 2). Lambrecht Loits is als vader van Anna en Maria Loets in de naam van de kinderen ter gichte gekomen.

 

1608, 03 januari. Folio 210v

Aerdt Marien draagt op tot behoef van Govaert van Swartebroeck een stuk broek van omtrent een boender groot genaamd "den Wellert", grenzend Jan Van Rillaer 1), Jacob Geerts erfgenamen 2), de alde beek 3) en de straat 4). Voor 250 rinsgulden Brabants eens. Het broek is belast met 30 stuivers jaarlijks aan de kerk van Lumpmen en met des heeren chijns. Aerdt zal de lasten tot dag van gichten betalen. Godtspenninck 1 reael, lijcop nae landtcoop. Aerdt staat garant volgens het landrecht voor eventuele later ontdekte lasten. Govaert is ter gichte gekomen.

Voor de betaling van deze koop zijn 200 rinsgulden Brabants herbelegd die komen van 14 rinsgulden jaarlijks die Govaert met Elisabeth Dullaerts had gekocht op panden van Peeter Bartholomees onder Herck gelegen. Deze som werd hem nu pas afbetaald door de weduwe van mr. Jan .... (origineel!). Na de dood van Govaert moet deze 200 gulden "twee zijden hebben" (dus naar erfgenamen van Govaert en naar erfgenamen van Elisabeth).

 

1608, 10 januari. Folio 212

Peeter Neelens draagt op tot behoef van Catrijn Gijbels 3 rinsgulden jaarlijks zoals hij trok op panden van Jan Van Soel, onder Coorsel gelegen, grenzend de erfgenamen Vranck Vrancken 1), de Breedonck 2) en de straat 3). Voor 50 rinsgulden Brabants. Godtspenninck 1 stuiver. Peeter Neelens heeft het pontgeld betaald "ende alsoe conditie dat int leggen deser voirscreven rente Peeter oft sijn erffgenaemen alsdan tselve moet goet comen ende dienen". Dit betekent dat als Jan Van Soel of zijn erfgenamen de rente afleggen, dat dan het pontgeld terug moet gegeven worden aan Peeter Neelens of zijn erfgenamen.

 

1608, 10 januari. Folio 212

Jacob en Joris Joris hebben het versterf ontvangen dat hen na de dood van Joris Bullekens is aangekomen: zijn deel van "de Smeijers Beempt" in Vuertken gelegen, zijn deel van 4 halsters lands in de Geijtelinge en al wat hier nog sorteert. Ze kwamen ter gichte.

 

1608, 10 januari. Folio 212

Mathijs, Jan en Willem Hueveners hebben ontvangen de nalatenschap die hen is aangekomen na de dood van Maria Bullekens: een beemt in Vuertken onder Coorsel gelegen genaamd "den Smeijers Beempt"; vier vat land in de Geijtelinge gelegen en verder wat nog onder deze bank valt.

 

1608, 14 februari. Folio 215v

Henrick Vaes draagt op tot behoef van de armen van Lumpmen 4 rinsgulden jaarlijks zoals hij trekt op panden van Vincent Pontmans in Schuelen gelegen, volgens de eerste gichte van 1606, 15 juni. Voor 55 rinsgulden Brabants eens. Henrick ontving van Jan Corthouts 47,5 rinsgulden en de resterende 7,5 (achtdalven) gulden zulen de armenmeesters hem binnen 14 dagen betalen. Peeter Lambrechts is in naam van de armen ter gichte gekomen. Het geld kwam voort van 2,5 gulden jaarlijks die Jan Corthouts heeft afgelegd en ze zijn hier weer aangelegd.

 

1608, 06 maart. Folio 217

Pouls Convents, met instemming van zijn vrouw Elisabeth Hagels, draagt op tot behoef van Jan Snijers een heythoeffve omtrent Eversel gelegen, grenzend Michiel Teewis 1), des heeren straet 2), Aerdt Gatis 3) en Michiel Teewis 4). Voor 20 rinsgulden Brabants. Het goed is nergens mee belast. Godstpenninck 1 stuiver, lijcop twee reaelen.

 

1608, 02 mei. Folio 218

Mr. Henrick Op Straet, voor hem en voor mr. Pouls en mr. Jan Op Straet, zijn broeders, draagt op tot behoef van Henrick, Peeter en Jan Convents 3 stukken broek met een eussel samen bijeen gelegen, grenzend "de Alde Beeck", Geert Wijnen, Marten Kenens en de erfgenamen Peeter Smeets. Voor 400 rinsgulden en 11 hogen van 1 enkele phlippen voor de verkoper en voor mr. Henrick 10 gulden eens. Mr. Henrick verklaart dat hij van de hogen voldaan is en op het principaal 350 gulden ontvangen heeft, Luijcx geld. De verkopers beloven de rest te betalen Pinksteren eerstkomend. Op 22 mei heeft mr. Henrick Op straet bekend van alles voldaan te zijn betreffende deze verkoop.

 

1608, 08 mei. Folio 218v

Mr. Henrick Op Straet, voor hem en voor mr. Pouls en mr. Jan Op Straet voor wie hij zich sterk maakt, draagt op tot behoef van Geert Claes huis en hof in Coorsel gelegen, grenzend de straat 1), Govaert Goeijens erfgenamen 2), Jan Put 3) en Geert Claes der jonge 4). Enkel belast met een vierdelinc koren en 10 groot met valdag op "derthienmesse" met cijns en Remigii met twee penningen. Draagt nog een zil bos op gelegen int Huecken Broeck, palend O Geert Claes voorschreven, Z Andries Moens erfgenamen, W Maria Schellens, N Jan Inden Savel. Enkel met cijns belast. Voor 400 rinsgulden Brabants lopend geld, de helft te betalen op de gicht; betaald. De andere helft moet betaald worden voor Sint-Jansmesse eerstkomend. Alles overeenkomstig met de condities waarmee ook de andere goederen via brandende kaars verkocht zijn. Godtspenninck 1 reael, lijcop nae landtcoop.

Op 27 november 1608 heeft mr. Henrick Op Straet bekend dat hij van alles voldaan is betreffende deze verkoop.

 

1608, 08 mei. Folio 219v

Pontpenningen 2,5 gulden.

Huybrecht Wouters draagt op tot behoef van Lenaerdt Vander Eijcken een hof in Schuelen gelegen, genaamd "den Hel Hoff", palend "die Custers Stege" (er stond eerst 'Cuypers') 1), de erfgenamen mr. Jan Neven 2), het "Bakhuijs Velt" 3) en Claes Swinnen 4), tot pand en onderpand voor 3,5 gulden jaarlijks met valdag op "meijdach". Te kwijten met 50 gulden lopend geld. Conditie: als Huybrecht aan Lenaerdt het geld kan teruggeven binnen 6 maanden, zal Lenaerdt het pand van Huybrecht ontlasten en anders niet. Godtspenninck 1 stuiver, lijcop 4 stuivers. Lenaerdt is ter gichte gekomen.

 

1608, 08 mei. Folio 220

Pontpenningen 8 gulden.

Jan Geenen draagt op tot behoef van Jan Van Postel een beemd in Oversel gelegen, grenzend Henrick Jans 1), Bernaert Ceijsens 2), Jan Van Herck 3) en Jan Put 4). Voor 120 gulden boven alle lasten. De lasten worden geraamd op 350 gulden. De koopsom moet voldaan worden voor Pinksteren. Godtspenninck 1 copstuck, lijcop nae landtcoop.

 

1608, 08 mei. Folio 220

Jaspar Van Schoenbeeck draagt op tot behoef van Peeter Menten een perceel broek genaamd "het Sluijsken", omtrent een half boender groot. Jaspar heeft het gekocht van Maria Stappaerts alias Caris en Margriet Berinx. Het grenst Jan Alen erfgenamen 1), Jan Hueveners 2), "die Nieu Vloet" 3) en de Laeck 4). Draagt het op als pand en onderpand voor 3 rinsgulden Brabants kwijtrente met valdag jaarlijks op half maart en voor het eerst in 1609. Jaspar heeft ervoor 45 rinsgulden Brabants ontvangen en kan de rente met hetzelfde geld terugbetalen in gangbaar geld en met rente naar verloop van tijd, na betaling van de rechtskosten. Deze 3 rinsgulden met nog andere 5 rinsgulden die op 6 juli 1606 door Peeter verkregen zijn op hetzelfde goed moeten samen afgelegd worden. Mocht Jaspar dit goed verkopen of verhandelen, dan moet de koper aan Peeter Menten deze 8 rinsgulden op dezelfde dag van gichten van het goed afbetalen, met de kosten. Jaspaer staat met zijn goederen garant voor een goede gichte. Peeter Menten of zijn erfgenamen zullen met één conde van 14 dagen tot het geleijt, gicht en guedinge van de panden mogen komen. Lijcop 22,5 stuivers, godtspenninck 0,5 reael. Peeter Menten is met recht ter gichte gekomen.

 

1608, 08 mei. Folio 221

Jan Sebastiaens kwijt Jan Lemkens van een stuk broek in Oversel gelegen, grenzend Mathees Beerten 1), Andries Boelaerts 2) en de beek 3), volgens hun deling en gichte van 1603 van zijn actie op het zesde deel.

 

1608, 08 mei. Folio 221

Jan Lemkens draagt op het voorschreven stuk broek tot behoef van Willem Eerdekens voor 300 rinsgulden lopend geld en 2 philipsgulden voor de huisvrouw van de verkoper voor een kermis. Het goed is enkel met cijns belast. Willem kwam ter gichte.

 

1608, 22 mei. Folio 221v

Pontpenningen 16 gulden 16 stuivers.

Mr. Henrick Op Straet, voor hemzelf en uit kracht van procuratie aan hem gegeven door mr. Pouls en mr. Henrick Op Straet hiervoor geregistreerd, draagt op tot behoef van Jan Beckers een stuk land in Coorsel in " t Groot Bloeck" gelegen met de vuerlen en houtwas daarbij behorend. Het grenst Mathijs Claes 1), Geert Claes der jonge 2), mr. Jan Wauters 3), Henrick Jans en Jan Beckers 4); nog een perceel land in "t Halff Bloeck" gelegen, palend mr. Jan Winters aan twee zijden, Jaspar Tielmans 3), Geert Claes 4); nog een stuk land in "t Holenteren Bloeck" gelegen, grenzend Jan Beckers 1), mr. Jan Winters aan twee zijden, de jonge Geert Claes en Marten Vander Hercken 4); nog een stuk land in "de Paelmans Hoeff", grenzend Henrick Convents 1), de erfgenamen Sebastiaen tSrijcken 2), tsheeren heyde en de erfgenamen Mathees Beckers; nog een stuk broek genaamd "die Butsaerden", palend Willem Geerts 1), Geert Claes der jonge 2) en Jan Van Postel erfgenamen aan de andere twee zijden. Voor 636 insgulden Luijcx geld. 336 gulden betalen op de gicht en de rest op de verjaardag. Enkel belast met cijns. Godtspenninck 6 reaelen, lijcop nae landtcoop. Jan Beckers is met recht ter gichte gekomen. Mr. Henrick heeft 336 gulden ontvangen.

Op 4 juni 1609 bekende mr. Henrick Op Straet dat hij van deze verkoop voldaan is.

 

1608, 07 juni. Folio 223

Jan Smeets, voor hemzelf en voor zijn metgeringen, releveert het versterf dat hem na de dood van hun ouders is aangekomen: "het Coppens Hueffken"; een stuk land op t Schuermans Eijnde en al wat hier nog sorteert.

 

1608, 07 juni. Folio 223v

Lenaerdt Boelarts en Jan Wellens, als mombers van het kind Andries Boelaerts releveren een stuk broek in Oversel gelegen, grenzend Mathees Beerten 1), Jan Lemkens 2) en de Maelbeeck 3). Lenaert is in de naam van het kind ter gichte gekomen.

 

1608, 07 juni. Folio 223v

2 maart? 2 mei?

Cornelis Cuepers en Mathijs Beckers als momber van zijn huisvrouw Aleijdt Cuepers en Aerdt Cuepers releveren het versterf dat hen via testament van Genoveva Van Ham gemaakt is met instemming van Adriaen Porters, haar laatste man. Het gaat om een stuk broek bij de Zeelbeempden gelegen, palend de erfgenamen Peeter De Wuest 1), "die Coelen Herck" 2), de commandeur van Bernesim 3) en de H. Geest van Herck 4). Het relief werd hen verleend met recht, bekennende alle heren en hoven hun recht.

 

1608, 12 juni. Folio 224v

Cornelis Vleminx der Alde, uit kracht van het testament van zijn vrouw Elisabeth en met instemming van Joris Vander Schommen momber van de erfgenamen van zijn vrouw en met instemming van Cornelis Vleminx der Jonge zoals door een missive is gebleken, heeft opgedragen tot behoef van Gielis Coecx een half vat land opt Liebrechs Velt gelegen, grenzend Gielis voorschreven 1), Anna Mes "onbegrepen haers toenaems" 2), des heeren straet 3). Voor 40 rinsgulden Brabants eens, godtspenninck 2 blancken, lijcop nae landtcoop.

Testament. Op 12 juni 1603 heeft Elisabeth Claes haar testament gemaakt met instemming van haar man Cornelis Vlemincx. Ze ligt ziek in bed maar is nog helder van verstand. Ze wil in gewijde aarde begraven worden. Ze schenkt aan Sint-Rombout in Mechelen 1 stuiver eens. Ze wil dat haar man Cornelis Vleminx 100 gulden Brabants eens mag ophalen op hun beider goederen voor hun twee kinderen Cornelis en Maria, samen verwekt. Hun vader mag beslissen wanneer hij hen dat geld uitreikt. Ze laat aan haar man Cornelis het huis en hof in Halen om zijn vrije wil mee te doen. Mocht Cornelis toch voor Elisabeth sterven, dan maakt hij haar net hetzelfde als hierboven. De testatrice laat aan haar zoon Cornelis een zilveren lepel en aan haar dochter Maria eveneens een zilveren lepel. Ze laat haar "huijck" en "lijffken" aan de dochter van Peeter Kenens verwekt met Catharina Vleminx.

Getuigen: Jan Raets en Peeter de Bruije der alde. Getekend: Joannes Ab Herck, pastoor van Halen.

Op 13 mei 1608 hebben Joris Vander Schommen met zijn wettige huisvrouw Maria Vlemincx ermee ingestemd dat hun vader Cornelis Vlemincx zijn goederen mag verkopen zoals in het testament beschreven staat. Deze verklaring werd ondertekend voor echtheid door pastoor Joannes Ab Herck van Halen.

Er werd tevens een missive getoond van Cornelis Vleminx der Jongen waarin deze ermee instemt dat zijn vader goederen verkoopt. Hij zal er nooit iets tegen inbrengen.

 

1608, 03 juli. Folio 227

De kinderen van Anthonis Swinnen zaliger verwekt bij Beatrix Vanden Roeij zaliger, namelijk Claes, Geert en Catlijn Swinnen met haar voor deze akte verleende momber Jan Persoons, delen de goederen achtergelaten door hun oom Willem Vanden Roeij zaliger. De deling gebeurde op 28 oktober 1605.

Het deel voor Niclaes Swinnen: 1) huis en hof in Schuelen in het dorp gelegen met de boomgaard en "een oudt gelege" met een schuur en met 8 vaten saeijens daarbij gelegen, sorterend in Wuestherck in de hoff van Gulick en het geldt daar 1 capuin en 6 penningen grondcijns onder de Bisschop. 2) een stuk erf op de Stap gelegen, genaamd "den Mierbossch", waarvan ze schatten dat deze 4 vaten "winnens landts" groot is, sorterend onder de heer van Lumpmen. 3) "het Deijnsbeempdeken" gelegen in Schuelen op de Voert, een half boender groot, hovend onder de heer van Lumpmen. Dit deel is belast: huis en hof met 17 gulden erfelijk aan Vincent Spralants van Hasselt, aan Mathees Quijnen en Mathijs Van Mierdt van hun deel van het versterf 16 gulden jaarlijks die nu door heer Gielis Paesmans is gekocht, aan Jan Kempeneers voor zijn deel in het versterf 5 gulden erfelijk en deze zijn afgekweten, nog aan Helena Taelmans 2 gulden erfelijk, brandschat aan de gemeente van Schuelen 13 stuivers en de grondcijns.

Het deel voor Geert Swinnen: 1) huis, hof, schuur en stal en boomgaard en stege aan het huis met het land daarbij op de Stap gelegen, 6 vaten saeijens groot. Dit is een leen onder de heer van Lumpmen. 2) "den Heroens Bossch" een boender groot, 3) "den Langen Beempt" 3 zillen groot op de laeck omtrent den Molenwech; 4) 8 roeijen broek int Fraebroeck. Dit deel is belast. Op het huis staan 5 stuivers brandschat jaarlijks. De beemd op den Molenwech is belast aan de kerk van Lumpmen, aan de H. Geest en aan het altare crucis (H. Kruisaltaar) in Lumpmen elk met 13 stuivers 8 groot: samen 2 gulden. Verder aan de pastoor van Berbroeck 2 gulden erfelijk. Geert moet van dit deel nog 2 gulden jaarlijks betalen aan Jan Clercx van Wuestherck. Omdat deze 2 gulden staan op goederen van zijn broer Niclaes onder Herck, belooft Geert deze steeds te betalen en zijn broer daarvan kosteloos en schadeloos te houden. Verder gaan er nog grondcijnsen uit op deze percelen.

Catlijn Swinnens deel: 1) een huis staande op de Borchlijn schans, belast aan Henrick Everaerts met 30 stuivers jaarlijks; een stuk broek genaamd "den Woumans Driessch", groot 5 zillen; nog "de Roemsche Heij" 4 vat saeijens groot; een beempdeke genaamd "het Plesken" een vat saeijens groot; een bosje genaamd "het Breebroexken" van een half boender groot en geldt in Berbroeck op Simonis et Juda een halve penninck. Deze deling is belast: "den Woumans Driessch" aan de legaten in Wuestherck jaarlijks en erfelijk 5 gulden; nog aan de Bogaerden van Diest jaarlijks 2,5 gulden. Catlijn moet nog jaarlijks 10 stuivers betalen, die Geert van zijn deling jaarlijks geldt van de stege op de Stap, "deur merckelicke oirsaecke geresen vanden clooster van Orienten". Aan de kerk van Schuelen moet ze 7,5 stuivers geven en de grondcijns op alle percelen.

Deze deling werd genoteerd in Schuelen op de Borchlijn schans in het woonhuis van Catlijn Swinnen voorschreven in presentie van Lenaerdt Vander Eijcken, Reijnder Pouls, Jan Hueveners, Lieben Hueveners, Jacob Smeets, Daneel Loeijns en meer andere. Ondertekend door C. Swinnen.

 

1608, 03 juli. Folio 229

Scheiding en deling tussen de kinderen van Jacob Smeets zaliger: Jan Smeets, Elisabeth Smeets met haar momber Geert Meijen, Jacob Smeets met zijn momber Jan Hueveners, Claes Smeets met zijn momber Gielis Coecx en Willem Smeets met zijn momber Lenaerdt Van Swartebroeck.

Jan Smeets heeft als oudste zoon gekozen voor zijn deel: huis en hof in Schuelen tegenover "die schutters camer" gelegen met de lasten die erop uitgaan: aan de erfgenamen van Peeter Ceels der alde "oft becker" in Herck 3,5 rinsgulden; aan de kerk van Schuelen 30 stuivers; aan Lambrecht Van Schoenbeeck oft Kempeners 12 stuivers; nog 9 stuivers brantschat. Jan moet aan Geert Meijnen, zijn zwager, uit deze deling jaarlijks 30 stuivers betalen, die te kwijten staan tegen den penninck twintich (5%). Valdag op Sint-Gielisdach. Dit deel is zoveel beter dan dat wat Geert toeviel. Deze kavel moet 2 capoenen grondcijns betalen in den Hoff van Gulick.

Deel van Claes Smeets: een stuk land genaamd "Coppens Hoeffken". Het is belast aan de armen van Lumpmen met 2 rinsgulden en 5 stuivers, aan de kerk van Schuelen 1 blanck en 2 groot.

Jacob Smeets deel: een stuk land bij Loich Stappaerts gelegen. Dit deel moet jaarlijks aan Willem Smeets nog 8 stuivers Brabants betalen omdat dit deel zoveel beter is. Bij Lumpmen kermis de grondcijns betalen van dit deel en van "het Coppens Hoeffken" aan Claes Smeets gevallen.

Willem Smeets deel: een stuk broek op "t Roeijer Broeck" gelegen. Het geldt 2 penningen cijns op Simonis et Jude in Berbroeck. Hij kreeg nog 20 stuivers jaarlijks op "t Govaerts Velt" toebehorend aan de erfgenamen van Ambrosius Vander Eijcken, aan Joris Gatis 20 stuivers, aan Peeter Stessens 6 stuivers jaarlijks en aan Wouter Blasen tevens 6 stuivers jaarlijks. Aan de deling van zijn broer Jacob Smeets kreeg hij nog 8 stuivers Brabants jaarlijks.

Geert Meijnen als momber van zijn huisvrouw Elisabeth Smeets kreeg als deel: een beempt genaamd "het Eechtken", belast met 1,5 penninck grondcijns op Lummen kermis; een boomgaardje in het dorp van Schuelen, grenzend de straat 1), mr. Jan Alen erfgenamen 2). Geert zal jaarlijks op zijn zwager Jan Smeets' gedeelte 30 stuivers trekken, aan 5% te kwijten.

 

1608, 03 juli. Folio 230v

Marten Molders, Henrick Van Bree met zijn broeders, Gijsbrecht Lijts, Henrick Vanden Hove, Jan Vander Straten hebben het versterf ontvangen dat hen na de dood van Anna Vanden Boom is aangekomen, hun nicht. Het gaat om een stuk broek in de buurt van Herck onder Schuelen, genaamd "Schelen Duijffhuijs". Henric Van Bree is voor hem en voor zijn consorten ter gichte gekomen met recht.

 

1608, 03 juli. Folio 230v

Pontpenningen 5 gulden 13 stuivers.

Simon Bervoets uit kracht van procuratie aan hem gegeven, hierna geregistreerd, door Marten Molders, Gijsbrecht Lijts, Henrick Vanden Hove en Jan Vander Straten, draagt op tot behoef van Henrick Van Bree hun deel van een stuk broek in de buurt van Herck gelegen, genaamd "Schelen Duijffhuijs". Het grenst de Groot Herck 1), de Cleijn Herck 2), en Frans Stappaerts 3). Voor 300 gulden BB, lijcop nae landtcoop, godtspenninck 5 stuivers. Henrick is met recht ter gichte gekomen. Omdat dit goed voor het grootste gedeelte hooft in de Hoff Vander Heijlicheijt is hetgeen hier sorteert geteld op 114 rinsgulden. Henrick Van Bree en zijn metgeringen mebben in dit broek ook een deel.

Procuratie. Burgemeesters, schepenen en de Raedt van de stad Diest verklaren dat het echtpaar Willem Mulders en Margriet Smits, het echtpaar Gijsbrecht Lyts en Margriet Cogen, het echtpaar Henrick Vanden Hove en Catlijn Vanden Boom, het echtpaar Jan Vander Straten en Cristijne Cocx vandaag geconstitueert hebben, onwederroepelijk, Peeter Neven, Simon Bervoets en Jan Prels wonend in Lumpmen om samen of elk apart in hun naam voor juist hof en heer te verschijnen en op te dragen tot behoef van Henrick Van Bree en zijn erfgenamen het deel en recht dat zij hebben in een beemd gelegen bij de stad Herck, geheten "Schelen Duijfhuijs". Hij grenst de Grote en de Kleine Herck. Het goed is gekomen van hun nicht wijlen Anna Vanden Boom, jongedochter. Er werd gezegeld op het spatium van het document op 18 juni 1608 met een groot zegel in groene was.

 

1608, 29 augustus. Folio 232v

Pontpenningen 12,5 gulden.

Peeter Leijsen, uit kracht van procuratie aan hem gegeven voor scholtus en schepenen van Rummen die geregistreerd werd in het register van het Hoff Vanden Dijck, draagt op tot behoef van Aerdt Convents een stuk land in Coorsel aan de Linde gelegen, palend de erfgenamen Jan Vander Hercken 1), tsheeren straet 2), de Broeck Straet 3) en 4). Voor 250 rinsgulden die verkoper ontvangen heeft. Godtspenninck 1 risgulden voor de kerk van Coorsel, lijcop volgens believen van de koper.

 

1608, 03 september. Folio 232v

Pontpenningen 5 gulden.

Mr. Jan Didderen, uit kracht van procuratie aan hem gegeven door Aerdt Didderen en hierna geregistreerd, draagt op tot behoef van mr. Huijbrecht Gatis 2 beemden omtrent Eversel bij de andere gelegen, grenzend mr. Huijbrecht voorschreven 1), mr. Aerdt Gatis 2) en de Laeck 3). De ene is niet belast en de andere is belast met 7 vat koren jaarlijks aan de armen van Lumpmen en met cijns. Voor 100 gulden BB, godtspenninck 1 reael, lycop nae landtcoop.

Procuratie. Op 19 februari 1607 voor notaris David Mostaert verschenen Artus Didderen en zijn wettige huisvrouw Maria Gathus en ze verklaarden dat ze machtig maken en constitueren mits deze mr. Jan Didderen van Hasselt en mr. Huijbrecht Gathoffs in Beringen in het land van Luik wonend om samen en elk apart in hun naam de landen, beemden en renten te mogen verkopen of verhuren die ze nu bezitten. Opgemaakt binnen Amsterdam in presentie van Everhard Deijz en Philips Versen, getuigen. Er was een zegel aan bevestigd van Mostaert in rode was.

 

1608, 02 oktober. Folio 236

Cristiaen Schepers, als armenmeester van Coorsel, kwijt Gielis Wouters en zijn panden van 3 rinsgulden jaarlijks. Het gaat om de helft van 6 gulden jaarlijks waarvan de andere helft jaarlijks door Henrick Convents betaald wordt. Gielis betaalde 50 rinsgulden die nu gebruikt zijn "tot bouwe vander kercken van Coorsel". Cristiaen bekende dat hij in naam van de armen voldaan is van kapitaal en verlopen.

 

1608, 02 oktober. Folio 236v

Pontpenningen 11 gulden 5 stuivers.

Wouter Juchmans, uit kracht van constitutie aan hem gegeven door Peeter Loesen, hierna geregistreerd, draagt op tot behoef van Aerdt Frerix een stuk broek in Tiewinckel gelegen, genaamd "die Streken", grenzend de Laeck 1), de zusters van Hasselt 2), Jan Lijnen erfgenamen 3) en "den Goidts Bampt" 4). Voor 450 gulden Brabants. Het goed is enkel met cijns belast. Indien iemand het goed aan Aerdt Frerix vernadert, moet die hem intrest geven volgens tijdverloop. Frerix mag het goed niet aanvaarden voor lichtmesse. Lijcop nae landtcoop, godtspenninck 2 rinsgulden. Frerix kwam ter gichte. Omdat dit goed tevens sorteert in de Hoff van Veulen, is het pontgeld hier maar op 11 rinsgulden en 5 stuivers Brabants gezet.

Op 12 januari 1609 heeft Aerdt Frerix dit goed opgedragen tot behoef van Marten Snivers wegens naderschap. Hij kreeg zijn geld terug.

Constitutie. 23 september 1605 akte van notaris en commissaris van de stad Hasselt Reinier Moens. Peeter Loeffens man en momber van Lijsbeth Maes, wonend in Antwerpen, heeft geconstitueerd en volkomen macht gegeven aan Wouter Juchmans, borger van Hasselt, om in zijn naam al zijn goederen, rente, pachten en cijnsen te beheren en geld te ontvangen, gelegen in het kwartier van Hasselt en daar in de buurt, van welke natuur ook. Hij moet een rekening bijhouden van zijn aan- en verkopen, ontvangsten en uitgaven. Opgemaakt in het huis van de notaris binnen Hasselt met getuigen Gijsbrecht Elbrechs en Aerdt Cotermans.

 

1608, 02 oktober. Folio 238

Mathees Van Eerdwech als kerkmeester van Coorsel kwijt Gielis Wouters en zijn panden van 25 stuivers en een halve jaarlijks, verspreid over verscheidene renten aan de kerk. Hij ontving kapitaal en alle intresten. Het geld werd gebruikt voor het afleggen van renten die kerk jaarlijks moest betalen.

 

1608, 16 oktober. Folio 238v

Frans Stappaerts draagt op tot behoef van Henrick Van Hensberch huis en hof in Schuelen gelegen, grenzend Catlijn Bernaerts aan twee zijden, Jan Van Buijlen 3) en de stege 4). Draagt tevens al zijn andere goederen op hier sorterend als pand voor 36 rinsgulden Brabants jaarlijks met valdag op 26 april en voor het eerst op 26 april 1609. Te kwijten met 600 gulden lopend geld. Conditie: zolang Henrick en zijn huisvrouw leven, mag Frans deze rente enkel afleggen met het heel kapitaal ineens. Na hun dood mogen hij of zijn nakomelingen in twee keren kwijten. Henrick kwam ter gichte.

Frans betaalde alle hofrechten en daarmee is de belofte gemortificeerd die Frans tot behoef van Henrick had gedaan betreffende dit geld.

Deze rente werd gekweten op 24 april 1614.

 

1608, 29 oktober. Folio 241

Mathijs, Jan en Willem Hueveners dragen op tot behoef van Marten Kenens de helft een bloeck in Coorsel gelegen, dat hen via testament van Maria Bullekens gelaten werd. Het grenst de Molenstraet 1), de erfgenamen Henrick Luijten aan twee zijden en de straat 4). Voor 110 gulden Brabants. 59 gulden betalen bij de gicht en de rest op lichtmis daarna. Godtspenninck een halve reael, lijcop nae landtcoop. Enkel met cijns belast. Indien iemand het land vernadert, moet Marten intrest krijgen voor zijn geld volgens tijdsverloop.

 

1608, 13 november. Folio 242

Cristiaen Beerten als momber van zijn huisvrouw Maria Reijnkens releveert het versterf dat haar is aangekomen na de dood van Jacob Reijnkens, haar vader: een stuk land genaamd "den Bulleken", grenzend Henric Kenens 1), Gielis Ceijsens 2) en Jan Claes 3); nog een stuk broek in Castel gelegen, grenzend Wouter Roesbooms 1), de beek 2), Mathijs Pijpers 3).

 

1608, 13 november. Folio 242v

Cornelis Binnemans, Jan Reijnders en Dimpna Cremers met haar momber Jan Berben dragen op tot behoef van Wouter Roesbooms 3 delen van 6 rinsgulden jaarlijks waarvan Wouter het vierde deel heeft. Deze 6 rinsgulden komen uit een grotere rente van 19 rinsgulden jaarlijks staande geaffecteerd op huis en hof dat nu toebehoort aan Jan Claes van Coorsel. Verkocht voor 75 rinsgulden Brabants. Godtspenninck 1 reael, lijcop 30 stuivers. Wouter kwam ter gichte.

 

1608, 13 november. Folio 242v

Laureijs Geereten, met zijn huisvrouw Maria Adriaens, draagt op tot behoef van Peeter Oriaens, zijn zwager, de helft van een half bonder land in Coorsel gelegen, grenzend "den Assberch" 1), Anna Moens 2), Ambrosius Bellens 3), boven lasten voor 3 rinsgulden jaarlijks. Te kwijten met 50 rinsgulden Brabants eens. Lijcop nae landtcoop, godtspenninck 11 oord. Conditie: na de dood van Laurens en zijn vrouw voorschreven zal deze rente weer op Peeter voorschreven of op zijn naaste levende vrienden toekomen.

 

1608, 13 november. Folio 243

Vincent Spralans, uit kracht van procuratie aan hem gegeven door Catharina Paesmans en hierna geregistreerd, draagt op tot behoef van het klooster van Sint Mariendael binnen Diest een jaarlijkse rente van 11 rinsgulden en 15 stuivers jaarlijks zoals ze gelden heeft aan een stuk beempt in Schuelen gelegen, genaamd "den Gielis Beempt". Draagt nog een rente op van 4 rinsgulden jaarlijks die ze gelden heeft op panden van Gielis Coex ook in Schuelen gelegen, genaamd "het Colen Bloeck", alles volgens de eerste gichte van 30 oktober 1603. Cornelis Cornelis, een van onze medeschepenen, is in de naam van het klooster ter gichte gekomen.

1608, 13 november. Folio 243v

Procuratie. 23 oktober 1608 constitueert de godvruchtige religieuze Catharina Paesmans "prefesse" binnen het begijnhof van Hasselt heeft geconstitueerd via deze akte Vincent Spralans om in haar naam voor de wethouders en de justitie van Lumpmen te verschijnen en daar tot behoef van het klooster van Sint-Mariendael in Diest op te dragen en wettig transport te doen van een jaarlijkse rente van 11 gulden 15 stuivers Brabants zoals ze trekt op de goederen van Peeter Vanden Borchgracht in Schuelen. Ze staat op een stuk broek genaamd "Gielis Broeck", omtrent 3 dachmael groot, grenzend de Laeck 1), Aerdt Clocluijers erfgenamen 2), Jan Luijten 3) en Sint-Niclaesaltaer in Lumpmen 4). Moet nog een rente opdragen van 4 gulden zoals ze trekt op panden van Gielis Coex in Schuelen staande op "het Coolen Bloeck", grenzend de straat aan twee zijden, Maria Geerts 3). Opgemaakt in Hasselt op het begijnhof in het woonhuis van de edele religieuze jofr. Adriaen Vander Blocquerije. Getuigen: Jan Pijlmans twaalfmaan en Jan Schepers, burgers van Hasselt. Opgemaakt en ondertekend door Reijner Moers, voor de stad Hasselt gezworen commissaris van het geestelijk hof van Luijdick.

 

1608, 26 november. Folio 244v

Mr. Huijbrecht Gatis draagt op tot behoef van zijn kinderen Jan Cornelis en Reijnder Gathoffs een stuk broek omtrent Eversel gelegen, waarop de armen van Lumpmen jaarlijks 4 vaten koren trekken. Aerdt Vanden Berge is in naam van de kinderen ter gichte gekomen.

 

1608, 26 november. Folio 244v

Huijbrecht Selckaerts releveert na de dood van zijn ouders huis en hof in Schuelen gelegen, palend Geert Coex aan twee zijden, de straat 3 en Mathijs Peeters 4); nog een zil broek genaamd "die Kroker Zille", grenzend de Laeck aan twee zijden, het Robijns Broeck 3); nog het vierdedeel van een zille broek int Pinten Broeck. Loich Gatis is in de naam van Huijbrecht ter gichte gekomen.

 

1608, 26 november. Folio 245

Ambrosius, Jan, Henrick, Aerdt, Joris en Lenaerdt Vander Eijcken releveren na de dood van hun ouders een stuk land genaamd "den Weijberch", grenzend Melchior Van Schoenbeeck aan twee zijden, Servaes Joupen 3) en de straat 4); nog een stuk broek genaamd "die Nieu Linde", grenzend de Laeck 1), "die Spoeij" 2) en al wat hier sorteert. Ambrosius kwam voor zichzelf en voor zijn broers ter gichte.

 

1609, 15 januari. Folio 246

Gielis Coex, in naam van Joorden Joordens, kwijt die van de Sint-Joris schans in Schuelen van 2 rinsgulden jaarlijks zoals Gielis in de naam van Joorden onlangs verkregen heeft van Michiel Bremers. Hij is van alles voldaan. Gielis belooft dat hij het geld opnieuw zal aanleggen in de naam van Joorden. Geert Coex (waarschijnlijk één van de schansgezellen) kwam voor hem en voor zijn metgeringen ter gichte.

 

1609, 30 januari. Folio 248v

Henric Kenens en Jan Beckers, medeschepenen, dragen aan dat Franco Convents alias Stevens voor hen heeft opgedragen tot behoef van Reijnder Eldermans een beempt in Oversel gelegen, palend Aerdt Van Postel 1), Heijloff Dillen 2), de straat 3) en die Roeij Beeck 4). Voor 100 rinsgulden Brabants waarvoor Reijnder zijn verkoper jaarlijks zal blijven gelden 6 rinsgulden jaarlijks. Reijnder stelt een bijpand voor de Brabantse bank van Lummen. Het verkochte broek is enkel met cijns belast. Godtspenninck 11 stuivers 1 oord, lijcop nae landtcoop. Na het opdragen van Franco Convents kwam Reijnder ter gichte.

 

1609, 12 februari. Folio 250

Marten Gintins releveert na de dood van zijn moeder een stuk broek in Oversel gelegen. Jacob Vanden Briel is in de naam van Marten ter gichte gekomen.

 

1609, 12 februari. Folio 252

Jan Hueveners brengt een gichte aan die voor hem en voor Franchois Spreemont en voor mr. Henrick Alen gedaan werd op 18 februari 1608. Michiel Bremers heeft opgedragen tot behoef van Georgius Georgij 2 rinsgulden jaarlijks staande op Sint-Joris schans, voor 26 rinsgulden Brabants. Godtspenninck 1 stuiver, lijcop 26 stuivers. Gielis Coex kwam in de naam van Georgius Georgij ter gichte. Deze rente werd afgelegd op 15 januari 1609.

 

1609, 26 februari. Folio 252v

Jaspar Tielmans draagt op tot behoef van Aerdt Van Postel een "hoeffve" aan de Postelmans Hoeve gelegen, grenzend Bertholomees Smeets 1), Jan Van Postel 2), des sheeren straet 3), voor het deel van Aerdt in het versterf na de dood van Gielis Luens. Dit deel sorteert hier in de Brabantse bank en daar zal Aerdt aan Jaspar de gicht doen. Boven het versterf moet Aerdt aan Jaspar nog 56 rinsgulden toegeven en aan diens vrouw 2 Philipsdaelders voor een kermis. Het goed is enkel met cijns belast. Godtspenninck 10 stuivers, lijcop nae landtcoop. Aerdt Van Postel is ter gichte gekomen.

 

1609, 26 februari. Folio 253

Henrick Claes draagt op tot behoef van Jan Snijers een stuk broek in Eversel gelegen, palend Willem Bogaerts 1), Michiel Teewis 2), Henrick Swinnen 3) en de straat 4). Voor een rente van 3,5 rinsgulden jaarlijks zoals Jan trekt op panden van Luijcas Geerts erfgenamen in Laren gelegen: een stuk broek genaamd "die Cuijlen". Godtspenninck 2 stuivers, lijcop nae landtcoop. Jan Snijers is met recht ter gichte gekomen.

 

1609, 26 februari. Folio 253v

Jan Snijers, met instemming van zijn huisvrouw Ida Hemelers, draagt op tot behoef van Henrick Claes 3,5 rinsgulden jaarlijks die hij vanwege zijn huisvrouw trekt op panden van de erfgenamen Luijcas Geerts in Laren gelegen: een stuk broek genaamd "die Cuijlen" . Voor een stuk broek in Eversel gelegen zoals blijkt uit vorige gicht. Henrick Claes is ter gichte gekomen.

 

1609, 09 april. Folio 263

Thomas Prijs draagt op tot behoef van Peeter Menten het derde part van een stuk land op t Hulten Cruijs gelegen, groot omtrent in het geheel 3 zillen. Grenzend de erfgenamen van Genoveva Van Ham aan twee zijden, den Gasthuijs Bossch van Halen 3) en Jan Clerx 4). Voor 33 rinsgulden en 6,5 stuivers Brabants. Thomas heeft het geld ontvangen, boven de lasten. Godtspenninck een halve reael, lijcop 22,5 stuivers. Peeter Menten is ter gichte gekomen.

 

1609, 09 april. Folio 263v

Jan Van Schoenbeeck draagt op tot behoef van Lenaerdt Vander Eijcken huis en hof in Schuelen gelegen, grenzend Dierick Palmaerts 1), de straat 2), Loich Gatis 3) en Jan Luijten 4), als pand voor 4 rinsgulden jaarlijks met valdag op Sint-Jorisdag en voor het eerst in 1610. Te kwijten met 68 rinsgulden Brabants in geld zoals ten tijde van de afkwijting zal gangbaar zijn en met rente naar verloop van tijd. Lenaerdt is ter gichten komen en heeft alle hoefrechten betaald.

 

1609, 09 april. Folio 263v

Jan Reijnders draagt op tot behoef van Lenaerdt Vandereijcken 2 rinsgulden jaarlijks zoals hij trekt op panden van Jan Van Schoenbeeck, zoals te zien is in voorgaande gicht. Hij ruilt het voor andere twee rinsgulden jaarlijks die Lenaerdt trekt op panden van Jan Reijnders onder Berbroeck gelegen in tGroots Hoff "moverende", waar Lenaerdt Jan zal kwijten. Lenaerdt is ter gichte gekomen.

 

1609, 09 april. Folio 264

Peeter Aerdts, uit kracht van procuratie aan hem gegeven door Maria Vaes gepasseerd voor schepenen van Peer op 30 maart 1609, draagt op tot behoef van Jan Paep de tocht van een beempt in Oversel gelegen genaamd "den Pelsers Beempt", grenzend de beek aan twee zijden, het Rijsbroeck 3) en Mathees Beerten 4). Jan Paep is als man en momber van Walborch Pelsers met recht ter gichte gekomen.

 

1609, 09 april. Folio 264v

Pontpenningen 58 gulden 5,5 stuivers.

Nu tocht en eigendom samen zijn, heeft Jan Paep de voorschreven beemd opgedragen tot behoef van Jan Thijs, Jacob Van Vlasmaer en Jan Crompvoets volgens hun schriftelijke condities gepasseerd voor notaris mr. Gielis Schoofkens in Peer. Die luiden als volgt. Op 28 maart 1609 Jacob Paep, wonend in Peer, heeft bekend dat hij als man en momber van zijn huisvrouw Welleken Pelsers "met titel van wettigen comenschappen" als verkoper verkocht heeft aan Jan Tijs, Jacob Van Vlasmaer en Jan Crompvoets, wonend in Hechtel, een beemp zoals Jan Paep vanwege zijn huisvrouw liggen heeft in den Overslach onder Coorsel, onder de Loonse bank van Lumpmen. Deze beempt wordt "den Pelsers Beempt" genoemd. Hij grenst voor en achter de beek, 3) "het Rijsbroeck" en 4) Teewis Beerten beempt. Boven cijns, taksen en gemeentelasten verkocht voor 1125 gulden en 5 dobbel ducaten voor een kermis. 4 dobbel ducaten zijn voor Welleke de huisvrouw van de verkoper en 1 dobbel ducaat voor haar moeder Maria Vaes huisvrouw van Jacob Van Valckenborch alias Lauegen. In afkorting van de koopsom moet op datum van gichten 450 gulden betaald worden in geld gangbaar in het land van Loon, met de 5 dobbel ducaten. 675 gulden zullen moeten betaald worden op dag van verjaren van de gicht. Eventueel mag de resterende koopsom gegicht worden aan goede panden gelegen onder de justitie van Exel tegen 5%. Dat zou een jaarlijkse rente van 35 gulden 5 stuivers zijn die voor het eerst zal vallen twee jaar na de eerste gichte. Jan Paep zal nog een eik mogen afhouwen die op de beempt staat. Godtspenninck 30 stuivers, lijcop nae landtcoop. Opgemaakt in het huis van de notaris in Peer ter presentie van Anthonis Baten en mr. Dionijs Claes als getuigen. Jan Thijs, Jacob van Vlaesmaer en Jan Crompvoets werden in de beempt gegicht met recht.

Op 17 juni 1610 heeft Jan Thijs de naderschap van deze koop bekend aan Pouls Boulaerts, die ter gichte kwam. Op 19 maart 1612 heeft Jan Paep bekend dat hij van de hele koopsom voldaan is. De kwijting werd als een los blaadje toegevoegd (265v los).

 

1609, 30 april. Folio 266

Oriaen Meewis releveert na dood van zijn vader Simon Mees de helft van een stuk broek op de Herck gelegen. Zijn vader had deze tijdens zijn huwelijk met Catharina Calemans verkregen. Het broek grenst de Herck 1), Augustijn Tsjonckeren 2) en Jan Gielis 3). Oriaen is ter gichte gekomen.

 

1609, 30 april. Folio 266

Jan Prels, uit kracht van procuratie hierna geregistreerd, draagt op tot behoef van Mathijs Hoeffmans 4 halsters koren en 13 stuivers jaarlijks zoals hij trekt op panden van Aerdt Vaes onder Coorsel gelegen. Voor 20 rinsgulden Brabants geld boven alle onkosten van relief en andere. Godtspenninck 11 stuivers 1 oord, lijcop nae landtcoop. Mathijs is met recht ter gichte gekomen.

Procuratie. Op 22 april 1609 verscheen bij notaris Aerdt Wiers residerend binnen Diest, in presentie van getuigen Jan Moens Janszoon en Wouter Lijnmoeijen van Mol, Pouls Coels schout van dezelfde stad die transporteerde mits deze aan Mathijs Hoeffmans een rente van een half mud rogge en 13 stuivers erfelijk staande te trekken op panden van Aerdt Vaes. Hiervan bestaat een constitutiebrief van 1523, 10 september. Ze vaardigen Jan Prels af om het transport te regelen. Opgemaakt in Diest "inder hallen".

 

1609, 30 april. Folio 268

Lenaerdt Vander Eijcken en Jan Luijten zijn momber geworden voor Henrick, Jan, Joris, Aerdt en Lenaerdt Vander Eijcken, kinderen van Ambrosius Vander Eijcken zaliger. Deze mombers werden hen door het recht geleverd.

 

1609, 30 april. Folio 268

Deling tussen de kinderen van Ambrosius Vander Eijcken en Catharina Luijten, namelijk Ambrosius, Henrick, Jan, Joris, Aerdt en Lenaerdt Vandereijcken met hun door het recht verleende mombers. De oudste zoon, Ambrosius, mocht zijn kavel kiezen.

Het deel voor Ambrosius: een stuk land achter de kerk van Schuelen, groot omtrent 10 vat saeijens, grenzend die Mier Stege 1), Peeter Stessens 2), "den Cremers Hoff" 3) en "den Swanen Hoff" 4). Boven alle uitgaande lasten wordt het jaarlijks op 26 gulden gerekend. Uit dit deel moet Ambrosius jaarlijks en erfelijk gelden aan zijn broer Joris Vandereijcken 4 rinsgulden met valdag op Sint-Jorisdag en daarbij nog, mits hij de keuze heeft gehad, aan elk van zijn broers nog eens 8 rinsgulden Brabants lopend geld geven.

Henrick viel ten deel huis, stal, schuur, moeshoff, boomgaard, bakhuis met een kennephof van omtrent 3 vaten groot, grenzend de straat 1), Reynder Stappaerts 2), Henrick Everaerts 3). Dit goed wordt geschat jaarlijks op 26 rinsgulden boven alle lasten en cijnzen. Henrick moet hiervoor jaarlijks en erfelijk aan zijn broer Lenaerdt Vandereijcken 4 rinsgulden betalen met valdag op Sint-Jorisdag.

Het deel voor Jan Vandereijcken: de heide op de Stap gelegen, groot omtrent 6 vaten, grenzend de straat aan twee zijden, Loich Stappaerts 3) en "het Loempen Goet" 4). Jaarlijks 13,5 rinsgulden waard. Hij krijgt nog een sil broek op "den Huijven Beempt", geschat jaarlijks op 3 gulden. Hij krijgt nog 4 rinsgulden jaarlijks staande ter Eelst onder Berbroeck op panden van Philips Vander Luecken, genaamd "het Paenhuijs" en op panden van Vincent Claes in Zoerle 2 rinsgulden jaarlijks. Op panden van dezelfde Vincent Claes trekt hij nog een vat koren, te betalen met 5 stuivers. Op de panden van Adriaen Schareborchs in Wijer staan 20 stuivers jaarlijks en op panden van Henrick Cuppens in Berbroeck 2,5 rinsgulden jaarlijks.

Joris Vander Eijcken werd toegewezen: een stuk op de Stap genaamd "den Waeijberch", jaarlijks en erfelijk op 5 rinsgulden gerekend; een stuk genaamd "den Billen Hoeck oft het Heerkens Landt", groot omtrent 2 vat saeijens, tevens geschat op 5 rinsgulden jaarlijks; nog een zille broek opt Ruyerbroeck, jaarlijks op 4 rinsgulden geschat; 6 rinsgulden jaarlijks staande aan "de Morskens Heij" van Marten Bogri; nog twee rinsgulden jaarlijks in Wijer op panden van Adriaen Schareborchs; nog 4 rinsgulden jaarlijks en erfelijk aan "het Kerckvelt" dat ten deel is gevallen aan zijn broer Ambrosius Vandereijcken met valdag op Sint-Jorisdag.

Het part voor Aerdt Vandereijcken omvat: "den Cremers Hoff" in Schuelen, 3,5 vat saeijens groot, palend Peeter Stessens 1), Quinten Hueveners 2), Reijnder Stappaerts 3) en het Kerckvelt 4), jaarlijkse opbrengst geteld op 10,5 rinsgulden; nog een stuk broek genaamd "die Nieu Linde" geschat op 12 rinsgulden jaarlijks; nog op panden van Peetre Stessens 20 stuivers jaarlijks; nog 2,5 rinsgulden jaarlijks op panden van Quinten Hueveners of op alle goederen die vroeger van Margriet Cilien waren.

Voor Lenaerdt Vandereijcken werd opgemaakt: een stuk land genaamd "het Govaerts Velt" groot omtrent 6 vaten en jaarlijks boven alle lasten op 12 rinsgulden gerekend; nog een hei aan de Berbroeck Heij "onwinbaer" omtrent een boender groot, jaarlijks op 20 stuivers geteld; een wijer genaamd "sConincx Wijer" met een heide daar omtrent gelegen, samen jaarlijks en erfelijk geschat op 5 rinsgulden; aan panden van Joris Swijns in Schuelen 3 rinsgulden jaarlijks die gekomen is van Willem Druechmans; op panden van Mathijs Peeters in Schuelen 20 stuivers jaarlijks; op huis en hof van Henrick Vander Eijcken hiervoor in de deling gevallen 4 rinsgulden jaarlijks en erfelijk met valdag op Sint-Joris.

Deze verdeling werd op gemaakt in Schuelen in het woonhuis van Lenaerdt van Swartebroeck in presentie van Lenaerdt Vander Eijcken der alde, Jan Luijten, Willem Geerts van Berbroeck en Godefroeij van Blockum. De mombers, in de naam van de minderjarige kinderen, en Ambrosius die tegenwoordig mondig is en "bestaet" (getrouwd) zullen nooit meer op deze verdeling terugkomen.

 

1609, 02 juni. Folio 270v

Jan Lompen draagt op tot behoef van Peeter Stessens een stuk erf in Schuelen gelegen, genaamd "die Lomp", groot omtrent 8 halster saeijens, grenzend de erfgenamen Ambrosius Vander Eijcken 1), de erfgenamen Lambrecht Geerts 2), Servaes Joupen 3), Marten Bolgri 4). Voor 50 rinsgulden Brabants en voor de huisvrouw van de verkoper 1 Philipsdaelder voor een kermis. Het goed is belast met 17 rinsgulden en 4 stuivers jaarlijks, waarin de grondcijns inbegrepen is. Voor meer lasten staat Jan garant volgens het landrecht. Jan heeft 129 rinsgulden ontvangen en 11 stuivers en de rest moet te oost eerstkomend betaald worden. Lijcoop nae landtcoop, die de partijen elk voor de helft betaald hebben. Godtspenninck 3 realen door de verkoper betaald en de koper heeft het pontgeld en de hofrechten betaald. Hiervoor heeft de verkoper hem 5 rinsgulden van de intrest kwijtgescholden van het geld dat een geheel jaar tussen de partijen gestaan heeft. Peeter Stessens is ter gichte gekomen.

Op 15 september 1609 heeft Jan Lompen door bijgaand handschrift bevestigd dat hij volledig van deze verkoop voldaan is. Volgens dit handschrift (270v Los) blijkt dat de verkoper Jan Smeetst alias Loempen heet.

 

1609, 09 juli. Folio 272v

Vincent Pontmans bekent ontvangen te hebben uit handen van Lenaerdt Vander Eycken en Jan Luijten als momber van de kinderen van Ambrosius Vander Eijcken het kapitaal van 2 rinsgulden jaarlijks met alle hofrechten zoals Servaes Joupen jaarlijks trekt op huis en hof van Vincent Pontmans voorschreven. Vincent heeft deze verkocht aan Ambrosius Vander Eycken vader van deze kinderen bij de koop van een stuk land genaamd "die Heij" op de Stap gelegen. Pontmans heeft het kapitaal en alle hofrechten voldaan en belooft om de rente voortaan te betalen aan Servaes Joupen of om het kapitaal af te leggen. Conditie is dat hij "die verlopen sal mogen soecken daer hem die nae recht sullen goetduncken genomen te worden".

 

1609, 14 augustus. Folio 273

Geeraerdt Cremers heeft in naam van Anna Vaes, zijn huisvrouw, het versterf ontvangen dat haar is aangekomen na de dood van haar ouders: een stuk broek onder Coorsel gelegen, genaamd "den Coolhaes" en al wat haar nog is aangekomen.

 

1609, 31 augustus. Folio 274

Henrick Tijs als momber van zijn vrouw Anna Coex en ook voor haar zuster Maria Coex releveert het versterf dat hen is aangekomen na de dood van hun ouders: huis en hof in Schuelen op de Stap gelegen, grenzend Jan Corthouts 1), de straat 2) en als wat hier nog sorteert.

 

1609, 18 september. Folio 274

Philips Vander Luecken draagt op tot behoef van Aerdt Lambrechs huis en hof in Schuelen gelegen, grenzend de Laeck 1), de straat 2) en de zusters van Hasselt 3), tot pand voor 3 rinsgulden Brabants jaarlijks met valdag op Sint-Lambrechsdag, los en vrij te betalen zonder enige korting. Te kwijten met 54 rinsgulden lopend geld. Aerdt Lambrechs is ter gichte gekomen en heeft het pontgeld en de hofrechten betaald. Godtspenninck een halve reael. Philips heeft bekend dat hij van de eerste afbetaling van Aerd, die op half maart zal vallen, voldaan is.

 

1609, 08 oktober. Folio 274v

Cornielis Binnemans, Jan Berben als momber van de instemmen de Dimpna Cremers en Peeter Op Heij als momber van Barbara Binnemans, de moeder van zijn huisvrouw die hij deze gichte zal komen laten lauderen, dragen op tot behoef van Wouter Roesbooms hun contingent van 6 rinsgulden jaarlijks. Het gaat om de helft van 12 rinsgulden jaarlijks waarvan hij de andere helft onlangs van dezelfde partijen verkregen heeft. Voor 87 rinsgulden Brabants boven het contingent van Wouter die erin de vierde part heeft met 2 jaren verloop. Daarboven heeft Wouter nog een halster koren op zich genomen met twee jaren verloop zoals de armen van Coorsel op deze zelfde belaste panden jaarlijks trekken. Hij heeft ervoor aan de armen 27 rinsgulden betaald. Lijcop 30 stuivers, godtspenninck 1 reael. Wouter is ter gichte gekomen en heeft als pontgeld betaald 3 gulden 3 stuivers mits de halster koren waarover het hier gaat erfelijk was.

 

1609, 08 oktober. Folio 275

Scheiding en deling van de kinderen van Luijcas Geerts: Maria en Elisabeth Geerts.

Het deel voor Elisabeth Geerts. Aan Elisabeth met haar mombers Cornelis Postelmans, Marten Wouters en Mathijs Coex viel het deel dat ze mocht kiezen van haar zwager Frans Schepers: huis en hof in "den Nijs Hoeck", grenzend de straat "opde noen sonne", Maes Aerdts N; nog een stuk land genaamd "die Claes Heij" regenoten de Broecstraet 1), Mathees Hagels aan de overige twee zijden; 1 vat land genaamd "die Hegge", palend Mathees Tielens 1), Thielman Van Heerl aan de andere; "het Kets Bloeck" grenzend Jan Drogen 1), Michiel Bloemaerts aan de andere; "het Sproten Bloeck" palend de straat 1) en Frans Schepers aan de andere twee zijden; "het Vrebossch Bloeck" palend tsheere straet 1), Henrick Hagels aan de andere; "Bosmans Bluexken" grenzend Bartholomees Aerdts 1), Mathijs Gatis aan de andere; "die Streeck" grenzend "het Claes Landt" 1), Huijbrecht Van Peer aan de andere; een "busken" in Goorselaer; een stuk broek genaamd "die Huijsdonck"; "die Brande" grenzend Tielen Van Heerl 1), Jan Drogen aan de andere; "den Achtersten Voets Bampt" grenzend Tielman Van Heerl "grooten beempt" 1), den vloetgracht 2); "die Cleijn Brande" grenzend den Vloetgracht onder en boven; "het Calver Eewit" palend Aerdt Clocluijers erfgenamen aan twee zijden; 5 rinsgulden jaarlijks aan Maria Geerts deling omdat die zoveel beter is dan deze deling. Deze vijf rinsgulden worden gesteld op een hof in de straat in Laren. Deze kavel is belast aan Aerdt Swijsen met 7 rinsgulden jaarlijks, met een vat koren aan de pastoor, aan Mathijs Hoeffmans 4 vat koren, aan het O.-L.-Vrouwenaltaar in Coorsel 6 vat koren waarvan Maria Mees 3 veerdelinc koren moet betalen "vande Letten", aan Philips Gijbels 20 stuivers jaarlijks, nog twee delen van 3,5 vat koren aan de armen van Lumpmen, nog een veerdelinc koren aan de armen van Lumpmen staande aan "de Hegge" en de aanstaande cijns.

Frans Schepers als man en momber van zijn huisvrouw Maria Geerts is ten deel gevallen huis en hof in Laren gelegen, grenzend Aerdt Van Zoonhoven 1), de straat 2); een hof genaamd "den Guekens Hoff" palend Jan Drogen 1), de selve 2); een hof grenzend Aerdt Van Zoonhoven 1), de straat aan 3 zijden; "het Heerlemans Bloeck" met "den Raepbloeck"; "die Smaelbeeck" palend Jan Opde Heij 1), Margriet van Meeuwen ter andere; nog "den Gielis Beempt" palend Mathijs Gathoffs 1), Maria Hoeffmans ter ander; nog "den Guedts Beempt" grenzend Jan Drogen 1), "den Halmaet" ter ander; "den Heijmans Beempt" regenoten Jan Thonis 1), Mathees Drogen ter ander; nog "het Bies Eewit" grenzend Jacob Corthours Z, Tielman Van Heerl N; "het Vinneken" palend Jan Drogen aan twee zijden. Hier zal de ander kavel de helft van de eiken mogen houden als het hun belieft. Nog 20 stuivers jaarlijks aan de "Ladt" staande. Deze deling is belast met 3,5 rinsgulden jaarlijks aan Peeter Aerdts, aan Matijs Hoeffmans met 2,5 rinsgulden, aan Claes Jeuris kinderen 3,5 gulden, aan Jan Thonis 2,5(?) gulden, aan de armen van Lumpmen 3 gulden 6 stuivers 16 groot en vier vat koren; met 5 rinsgulden jaarlijks aan Lijsken Geerts mits deze deling zoveel beter is dan de voorgaande en met des heeren cijns die erop uitgaat.

Mochten en nog lasten gevonden worden, dan zullen ze deze samen dragen. Ieder is tevreden met zijn deel en doet afstand van de portie van de andere.

 

1609, 03 maart. Folio 282

Wilbort Persoens heeft opgedragen tot behoef van Jan Bangaerts als man en momber van zijn huisvrouw Anna Persoens zijn tocht van goederen vernoemd in de conditie hieronder mits daarvan 5 gulden Brabants jaarlijks te genieten. Valdag half maart. Jan Bangaerts is met recht ter gichte gekomen.

Nu vruchtgebruik en eigendom in dezelfde handen zijn, heeft Jan Bangaerts met instemming van zijn vrouw de goederen opgedragen tot behoef van Jan Clerx volgens de onderstaande condities. De huurder mag zijn termijn uitdoen maar de huur is voor de koper.

Conditie van 26 februari 1608. Jan Clerix en Jan Bangaerts hebben verklaard dat zij in een "commerscap" zijn geaccordeerd van goederen die Jan Bangaerts belooft aan Clerix voor recht op te dragen. Het gaat om een kemphof of een bloeck gelegen in Worpt, grenzend de straat, Peeter Bogaerts en de erfgenamen Spreemont; nog een goed daar tegenover gelegen, omtrent anderhalf boender, grenzend de erfgenamen Spreemont, Peeter Bogaerts; nog een half boender opt Hulten Cruijs gelegen, palend Peeter Bogaerts, de gemeijn straet, Peeter Menten voor Oriaen Porters ter derde. Voor 15,5 rinsgulden Brabants jaarlijkse rente en erfelijk boven de uitgaande lasten. Er zijn niet meer lasten dan 5 gulden aan joffr. Boecholt en 3 vaten koren aan de armen van Herck, 1 stuiver grondcijns ongeveer. Mochten er meer lasten gevonden worden, dan zullen ze in mindering komen aan de 15,5 rinsgulden. De begever belooft zijn stiefvader (schoonvader!!) voor het recht in alles tevreden te stellen en hem dit te doen lauderen. Op de dag van gichten zal de begever zijn huisvrouw inbrengen om het te ratificeren. Jan Clerix mag onderpand stellen. Lycop nae landtcoop, godtspenninck een halve reael. Getuigen Henricus Menten, Franciscus Geeraerts, Hubertus Vreven en notaris Henricus Alenus junior. Op 1 maart 1608 verscheen Jan Bangaerts opnieuw en ratificeerde definitief deze koop. Getuigen Mathias Vrancken, Franciscus Geeraerts, Cristoffel Van Nerum.

 

1609, 02 juli. Folio 283v

Jan Bangaerts, met instemming van zijn huisvrouw Anna Persoens, draagt op tot behoef van Franciscus de Spreemont 5 gulden 10 stuivers zoals hij heeft op panden die hij binnen het jaar begeven heeft aan Joannes Clerix. Iedere gulden voor 15 gulden Brabants eens. Bangaerts heeft het geld ontvangen op 50 gulden na die de koper nog achterhoudt tot verzekering voor het geval er meer lasten aan stonden. Godtspenninck 1,5 stuivers, lijcop nae landtcoop, uutcomen 21 stuivers. Present Hueveneers en Alenus. Op 23 maart bekende Jan Bangaerts van Jan Clerinx in naam van Spreemont 50 gulden ontvangen te hebben en kwijt hem.

Op 23 maart 1609, omdat Jan Clerix uit "charitate" had beloofd aan de kinderen van Joannes Bangaerts omwille van de koop onderling gedaan "in cledinge te goet te comen", is Jan Clerx met de vader Jan Bangerts tot een akkord gekomen dat hij hem 6 gulden en een vat koren zal geven en een vat brouwgerst. Daarmee hebben zij elkaar volledig gekweten. Present Spreemont, Neven en Everaerts.

Op 25 november 1617 brengen schepenen Hueveners en Peeter Neven aan dat ze op verzoek van Jan Clerx aan Jan Bangaerts en Wilbort Persoens hebben afgevraagd op ze voldaan zijn van de 10 gulden jaarlijks uit 15,5 rinsgulden jaarlijks die Bangaerts verkocht had aan Franchois de Spreemont, staande op panden van Jan Clerix in Worpt gelegen. Ze hebben geantwoord dat ze zowel de 10 gulden als de 5,5 gulden aan Spreemont verkocht hebben. Clerix verzoekt hiervan registratie.

De losse stukjes hebben betrekking op bovenstaande gichten.

 

Afgewerkt op 19 februari 2015.